Met Kapitein Kijk-uit naar het land van de Palijntjes
19
Hè! wat was dat een schrik geweest
toen het varkentje overboord viel!
Iedereen praatte er nog dagen lang
over, de mensen en de kinderen en de
dieren.
Kapitein Kijk-uit had de avond van de
dag waarop het ongeluk gebeurde
allen aan het dek bij elkaar geroepen.
Hij had heel ernstig gekeken en ge
zegd:
„Ik heb jullie al zo dikwijls gewaar
schuwd: wees voorzichtig als je je
spelletjes doet. Als je klimt en als je
hard loopt. Klim nóóit over de ver
schansing heen, want als er een golf
komt, kan die je van de boot afslaan.
Jullie hebt nu zelf gezien hoe gauw
een ongeluk is gebeurd! Ik herhaal
nog eens: wees voorzichtig! Een ande
re keer loopt het misschien niet zo
goed af".
Toen was hij weer naar de stuurhut
gegaan en allemaal waren ze stilletjes
in bed of in hun hokje gekropen. En er
waren geen ongelukken meer ge
beurd! Het varkentje was een paar
dagen erg verkouden geweest, maar
toen hij weer boven op het dek mocht
komen, had niemand er meer over
gesproken. Iedereen begreep wel dat
het varkentje zich erg schaamde en
dat hij nu altijd voorzichtig zou zijn.
Elke dag was er veel te doen aan
boord. Iedereen kwam 's morgens
vroeg aan het dek als de vlag werd
gehesen. En daarna gingen allen aan
hun werk. Kapitein Kijk-uit en zijn
vrouw waren om beurt in de stuurhut
om het schip in de goede koers te
houden. De kinderen en sommige die
ren zorgden voor de afwas en het op
ruimen en schoonhouden van het schip.
Moeder Mora kookte elke dag voor
mens en dier en had daar haar han
den vol mee! Maar natuurlijk werd zij
ook weer geholpen door de kinderen
en de dieren.
Elke dag, smorgens, 's middags en
's avonds riep Kapitein Kijk-uit de
aap Mimba. Mimba was een grote,
zwarte en erg lieve aap. Hij had eerst
last van zeeziekte gehad, maar toen
dat eenmaal over was, klom hij het
hoogste van allemaal. Hij slingerde
zich boven om het topje van de mast,
dan weer duikelde hij tussen de
touwen van de zeilen door en soms
liet hij zich opeens van boven naar be
neden vallen en greep zich in zijn val
met staart of poten vast aan zeil of
houtwerk. Daar schrok moeder Mora
elke keer toch zó van! Maar de kinde
ren vonden het prachtig.
„Toe maar, Mimba!" riepen ze dan,
'40e het nóg eens!" En Mimba
grijnsde met zijn zwarte snoet en klom
weer naar boven en liet zich weer
vallen, zodat de kinderen het uitgilden
van plezier.
Maar als kapitein Kijk-uit Mimba
riep, dan was dat niet om zulke grie
zelige toeren te verrichten, maar wel
om te klimmen. En niet alleen om te
klimmen, maar óók om goed zijn ogen
open te zetten. Want driemaal per
dag moest Mimba kijken of hij het land
van de Palijntjes ook zag!
Driemaal per dag klom Mimba dus
naar boven en dan riep kapitein Kijk
uit van beneden: „Mimba, zie je het
land van de Palijntjes al?" Mimba
stond dan lang uit te zien. Maar altijd
weer schudde hij zijn zwarte kop heen
en weer en dat betekende: „Neen
baas, ik zie nog niets!"
„Kom maar weer naar beneden", riep
kapitein Kijk-uit hem dan toe en dan
daalde Mimba weer af en ging de
kinderen helpen of met hen spelen.
Soms haalde hij ook wel eens echte
kwajongensstreken uit. Op een dag
had moeder Mora de was gedaan en
de kleren hingen aan de lijn te drogen.
De giraffe hielp weer mee en stond
doodstil zo lang als de wind nodig had
om alle hemdjes en broekjes en zak
doeken en jurkjes te drogen. Mimba
was langs de hals van de giraffe naar
boven geklommen, had een poosje
naar de kledingstukken gekeken, die
in de wind flapperden. Toen de gi
raffe slaperig werd van het lange stil
staan, liet Mimba zich langs de hals
naar beneden glijden en klom langs de
waslijn naar een jurkje van Peki, dat
bijna droog was. Het was een mooi
jurkje: rood met witte stippels.
De giraffe zag niets, want die had de
slaperige ogen gesloten. Heel voor
zichtig klom Mimba in het jurkje en
liet zich door de wind op en neer
waaien. Daar kwam moeder Mora
aan. Zij maakte de verschillende kle
dingstukken los van de waslijn en hing
ze over haar arm.
Maar toen ze aan het rode jurkje
kwam, schrok zij toch zó! Want op
eens kwam er een zwart gezichtje
boven de jurk uitkijken, twee zwarte
handjes staken uit de mouwen. En
onderuit stakeen zwarte staart!
Met een gil liet moeder Mora de
schone was op de grond vallen en wil
de weghollen. Maar toen opeens her
kende zij Mimba.
„O! jouw stouterd!" riep ze en toen
moest ze weer lachen. „Wat schrik ik
daar nu van'..
Mimba kwam gauw uit de jurk gekro
pen en hielp de gevallen kledingstuk
ken weer oprapen. Toen riep kapitein
Kijk-uit hem voor zijn post in de mast,
want het begon avond te worden en hij
riep naar boven: „Mimba, zie je ook
wat?". Wat gebeurde er toen?
Toen begon Mimba met zijn voorpoten
te zwaaien, en viel van opwinding
bijna naar beneden. Want kijk! daar
in de vertedaar was het land van
de Palijntjes te zien!
MAJA VAN HEEMSTRA