(voor vervolg zie pagina 13)
Tulpen in bloei bij de Noorderplantage. Op de achtergrond de Vrouwenpoortsbrug
Voor vriendschappelijke verhoudingen
is trouwens in het algemeen nog een
andere voorwaarde van belang en dat
is de kwestie van het „sociale milieu".
Bij alle bezwaren, die men kan heb
ben tegen onze van rangen en stan
den doortrokken samenleving, blijft
toch als een onmiskenbaar feit be
staan, dat mensen uit eenzelfde maat
schappelijk milieu gemeenschappelij
ke levensgedragingen en gemeen
schappelijke vormen van belangstel
ling hebben, die onderling begrip en
aansluiting vergemakkelijken. Daar
om heeft het Gemeentelijk Woningbe
drijf er bij de eerste verdeling van de
in Leeuwarden gebouwde flats inder
tijd naar gestreefd zoveel mogelijk
mensen van gelijke geaardheid bij de
verschillende portieken samen te
brengen. Maar dit systeem wordt hoe
langer hoe meer onherstelbaar ver
minkt door de veranderingen door
verhuizing.
Het merkwaardige is, in dit verband,
dat de neiging om over geluidshinder
te klagen bij een slechte verstandhou
ding tussen buren veel groter is dan
wanneer de mensen elkaar begrijpen
en goed met elkaar kunnen opschieten.
Men verdraagt nu eenmaal meer van
zijn vriend dan van zijn vijand, men
bereikt nu eenmaal meer met een
vriendelijk verzoek dan met een
scheldpartij, die de neiging om iets te
rug te doen sterk aanwakkert. En
hiermee zijn we dus beland bij het cu
rieuze verschijnsel, dat niet alleen
omvang en aard van het storende la
waai bepalend zijn voor de hinder die
men ondervindt, maar ook de per
soonlijke verhouding tussen degenen
die storen en de buren, die gestoord
worden. Op het eerste gezicht lijkt de
ze stelling moeilijk te verdedigen,
maar men komt aldra tot een andere
conclusie, wanneer men beseft, dat het
door buren veroorzaakte lawaai
slechts een deel is van het geluid, dat
de huizen binnendringt. Er is ook
bord en wie daaronder zit, krijgt der
gelijke uitingen van muzikaliteit in
een zeer ruime mate toebedeeld.
Over het algemeen beseffen de men
sen die deze vorm van overlast veroor
zaken zelf niet welke uitwerking dit
trommelen in de woning van de bene
denburen heeft, vooral omdat ze er in
hun eigen woning weinig van merken.
Men moet hen er eerst op attent ma
ken en pas wanneer dit is gebeurd,
kan de vraag aan de orde komen of
deze vorm van overlast bewust of on
bewust wordt veroorzaakt. Ook in dit
geval blijven echter allerlei „haken en
ogen" mogelijk. Wanneer de geplaag
de buurman wit van woede naar bo
ven draaft om de niets vermoedende
trommelaar eens even flink de waar
heid te zeggen, dan schept hij aller
minst de sfeer, die nodig is om een
verdere vertroebeling van de goede
nabuurschap te voorkomen. Het enige
doeltreffende advies is: praat rustig
met de mensen en stel dit praten uit,
wanneer de gemoedstoestand een rus
tig gesprek verhindert. Ruzie leidt
nooit tot wederzijds begrip en voert ai-
leen maar van kwaad tot erger, tot
en met de „geluidsoorlogen", die af
en toe tussen flatbewoners losbarsten
en meestal met een nederlaag van
beide partijen eindigen. In sommige
gevallen bedient men zich daarbij van
zeer merkwaardige wapenen; we
hoorden van een flatbewoner, die de
dop van de fluitketel op de stofzuiger
had gemonteerd om de buren op een
irrittant-eentonig concert te vergas
ten
Het is wel duidelijk, dat men dergelijke
buren er moeilijk meer toe kan bren
gen elkaar de vriendenhand te reiken.