„Geven en nemen"
voorwaarde voor goede
verstandhouding
13
Zo was het op een zomerse dag bij de Grote Wielen
(vervolg van pagina 11)
straatrumoer, maar daarvan wordt veel
minder hinder ondervonden, ongeacht
de vraag hoe sterk dit is. Een bijzonder
tekenend voorbeeld hiervan leveren
bijvoorbeeld spoormensen, die in
wachtposten of stations „langs de
lijn" wonen. Hun huizen staan elk
ogenblik op hun grondvesten te tril
len, wanneer er een trein passeert.
Na een korte periode van gewenning
merken ze er niets meer van en
's nachts haalt het lawaai van een pas
serende trein deze mensen niet meer
uit de slaap.
Past aan de ene kant de waarschu
wing, dat men om derwille van de lie
ve vrede vermijdbaar lawaai dient te
voorkomen, aan de andere kant moet
ook worden gewaarschuwd tegen een
al te grote fijngevoeligheid ten opzich
te van storende geluiden. Wie op elk
slakje zout gaat leggen maakt de bu
ren.... en zichzelf het leven onmoge
lijk. Vooral zichzelf, want het letten
op en het zich opwinden over elk ge
luid uit de aangrenzende woningen
werkt zenuwslopend en kan leiden tot
wat men „flatneurose" noemt. Hier
geldt speciaal, dat de geluidshinder
zoveel mogelijk moet worden voorko
men door met elkaar te praten in een
vriendschappelijke sfeer. Wordt deze
sfeer verbroken, dan leeft bij elk sto
rend geluid meteen de gedachte aan
opzettelijke plagerij en dit vooral
werkt in hoge mate op de zenuwen.
Men moet niet vergeten, dat flatbewo-
ning betrekkelijk nieuw is voor de
Leeuwarders; de eerste „hoogbouw"
kwam hier pas omstreeks 1950. Bo
vendien zijn veel inwoners van Leeu
warden afkomstig van het platteland
en zij speciaal missen de „scholing",
die voor het goed bewonen van een
flat zeer zeker nodig is. Merkwaardig
is, dat één speciale groep flatbewo
ners wel begrip heeft voor wat in een
dergelijke woning mogelijk of onmoge
lijk is en dat zijn degenen, die bij an
deren inwoning hebben gehad. Zij heb
ben uit eerbied voor of onder de druk
van de hoofdbewoners, geleerd hoe
men zich dicht in de buurt van ande
ren moet gedragen en zij nemen deze
„vooropleiding" mee naar hun flatje.
Deze mensen gedragen zich over het
algemeen zeer gunstig in dergelijke
woningen.
Zelfs wanneer men alle feiten en om
standigheden in aanmerking neemt,
dan blijven er flatbewoners over, die
niet voor verbetering vatbaar zijn,
die zich niets en niemendal van de bu
ren aantrekken en in de ergste geval
len een duister behagen scheppen in
het veroorzaken van overlast. Hun eni
ge straf is de gerechtvaardigde verach
ting van de omgeving, maar daar
trekken ze zich doorgaans weinig
van aan. Er is bitter weinig tegen
dergelijke mensen te ondernemen;
men kan en dat gebeurt vaak het
woningbedrijf te hulp roepen, wan
neer het drama zich in gemeentewo
ningen afspeelt.
Het Woningbedrijf wordt trouwens
vrijwel dagelijks geconfronteerd met
dit soort moeilijkheden, met klachten
van zeer grote verscheidenheid, die
lang niet alle betrekking hebben op
geluidsoverlast. Dergelijke gevallen
komen in handen van de woningin-
spectrice, mej. R. van Vliet, wier func
tieomschrijving maar in zeer beperk
te zin haar taak aanduidt. Het gaat na
melijk niet alleen en veelal niet in
hoofdzaak om de woningen, maar ook
om de bewoners en bij de flats
om de verhouding tussen de buren.
Vooropgesteld moet worden (en me
juffrouw Van Vliet heeft dit in een ge
sprek met ons vooropgesteld), dat
de woninginspectrice niet als haar
taak ziet allerlei meestal onontwarba
re burenruzies uit te zoeken. Evenmin
voelt zij zich geroepen als „boeman"
op te treden, want in deze rol zou nu
juist het beginsel geweld worden aan
gedaan, dat de goede verhoudingen uit
een goed samenspel der bewoners
moeten ontstaan en niet door druk
van bovenaf kunnen worden bereikt.
Voor velen blijkt het moeilijk te zijn
zich de eigenschappen van een goede
flatbewoner eigen te maken, voor en
kelen is dit onmogelijk, door een ge
brek aan goede wil of goed begrip.
Men kan betreuren, dat dergelijke ge
zinnen in een flatwoning zijn tereent-
gekomen en wanneer eigen schuld en
onwil de hoofdoorzaken van de moei
lijkheden zijn, dan zullen ze bij verhui
zingsplannen de deur van andere en
betere soortgelijke woningen wel op
slot vinden. In het algemeen meent
men bij het Woningbedrijf echter, dat
het aanpassingsproces positief ver
loopt en dat men dus met voorlichting
en overreding de goede kant uitgaat.
Het belangrijkste is en blijft de ma
nier waarop de flatbewoners zich bij
elkaar aanpassen. De geringe onder
linge afstand der woningen kan aller
lei narigheden veroorzaken, maar er
is ook een positieve kant: de nauwe
relatie tussen de flatbewoners maakt
burenvriendschap en burenhulp moge
lijk in een mate, die elders ondenkbaar
is. Het ligt aan de mensen zelf het goe
de gemiddelde te zoeken tussen „ge
ven en nemen", met begrip voor de
goede en kwade dingen, die in de be
slotenheid van de flat te vinden zijn.