Met Kapitein Kijk-uit naar het land van de Palijntjes Twee jonge binnenvaarders nemen af scheid van hun vriendje, die blijkbaar niet door afgunst wordt gekweld rotsige steen. Een van de bergen had een rookpluim, net alsof er van binnen een vuurtje gestookt werd en de rook uit de schoorsteen kwam. Dat was ook zo! Het was geen gewone berg, maar een vuurspuwende berg. Binnen in de berg zat een heet vuur en de rook ging naar boven en kwam uit een gat boven op het puntje van de berg. De palmen hadden grote donkere bla deren, die net als een spin-met-veel- poten boven aan een lange stam zaten. Bij een palm heb je lang niet zoveel schaduw als bij onze bomen, waar aan alle takken een heleboel kleine blade ren zitten. Vóór de bergen lag het strand. Het was roodachtig, want het zand was niet geel, zoals bij ons aan het strand, maar het was rood. En op dat rode zand bewoog iets. Niet één „iets" maar een heleboel „ietsjes". „Wat zou dat zijn?", vroeg Mo-no. „Dat lijken wel mensen! Of zouden het een soort van dieren zijn?" „Ik weet het niet", antwoordde moe der Mora. „Niemand heeft nog ooit de Palijntjes gezien en daarom gaan we 'er nu juist heen. Maar wat het zijn, dat weten we niet". „Het is net alsof zij een spelletje doen", zei Peki. „Zij springen in het rond. Zouden zij dezelfde spelletjes kennen als wij?" „Dat weet ik ook al niet", zei moeder Mora weer. „Misschien wel. Misschien spelen zij overal dezelfde spelletjes op de hele wereld". „Maar ik geloof dat zij geen spelletjes spelen, maar dat zij dansen!", riep Mo-no weer. „Kijk maar, zij lopen in een kring en dan springen zij telkens allemaal tegelijk in de lucht. En zij zwaaien met hun armen. En zij hebben iets in hun handen stokken, geloof ik". Iedereen was weer even stil. Het schip de „Zeeleeuw" ging trots door de gol ven heen en kwam steeds dichter bij de berg-met-de-rook-erop en bij het rode strand en bij de palmen en bij al die bewegende figuurtjes. Een paar van de vogels konden het aan boord niet langer uithouden. Zij wilden wel weer eens aan het land zijn. Zij wilden wel weer eens een malse worm te pakken krijgen, al dat droge zaad dat zij op het schip kregen begon hen te vervelen. Steeds dichterbij kwam het land. Steeds beter konden zij de bergen, de palmen en de Palijntjes zien. Toen riep Mo-no opeens: „Dat zijn geen stokken, die zij in hun handen hebben, dat zijn wapens!" Ja, nu zagen de anderen het ook. Het waren een soort van lange metalen dingen met punten er aan. „Zij lijken op lansen", zei kapitein Kijk-uit van af de brug. „Wat zijn lansen, vader?", zei Mo-no. „Dat zijn ouderwetse wapens, die je tegenwoordig nergens meer ziet", was het antwoord. „En zij schieten met pijl-en-boog", riep Peki daarop. „Dat heb ik wel eens op een plaatje gezien. Dat zijn échte pijlen!" Weer was iedereen even stil. Als je er gens met een schip aankomt en er staan mensen klaar met lansen en die mensen schieten met pijl-en-boog, dan is dat alles niet zo erg vriendelijk be doeld! „Zouden de Palijntjes boos op ons zijn, omdat wij in hun land komen kijken? en omdat wij nu hun bergen en hun palmen en hun strand zien?" vroeg Peki aan haar moeder. „Ik weet het niet, kind", zei moeder Mora. „Misschien dansen ze wel uit plezier, omdat zij zich zo eenzaam voel den en omdat wij hen nu komen bezoe ken. Waarom zouden ze boos zijn, wan neer ze ons helemaal niet kennen en terwijl wij hun geen kwaad hebben ge daan?" Ja, dat vonden de kinderen ook en zij keken weer vrolijk naar die dansende figuurtjes, die steeds dichterbij het strand met het rode zand kwam. MAJA VAN HEEMSTRA. Jullie begrijpen wat dat opeens een goed nieuws was! Het land van de Pa lijntjes kwam in zicht! Eerst was iedereen er even stil van. En toen begonnen de kinderen te schreeuwen van plezier en kapitein Kijk-uit riep: „Hoera!" en de olifant trompette door zijn lange slurf en de giraffe zwaaide met haar kleine kop aan het einde van de héle lange hals, en de keeshond begon te blaffen en de vogels krijsten allemaal door elkaar. Het was een lawaai van je welste. Maar wat zagen ze nu eigenlijk? Ze zagen bergen en palmen. Hele hoge bergen. Ze waren donker van kleur, want ze bestonden bijna helemaal uit

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1958 | | pagina 19