HIDE MISDADIGER VOID OP'T SCHAVOT ZIJN EINDE
Strafrechtspleging in vros
eeuwen
Van de scherprechter werd veel
„handvaardigheid" geëist
Dat het brute strafrecht van vroeger
tal van sporen in de hedendaagse taal
heeft nagelaten is niet verwonderlijk.
De rechtspleging op het schavot moet
wel zeer sterk tot de verbeelding
hebben gesproken door haar bewust
nagestreefde afschrikwekkende karak
ter. Dit bracht ook mee, dat het grote
publiek ruimschoots in de gelegenheid
werd gesteld de executies bij te wo
nen; moeders namen hun kinderen
mee om te laten zien hoe ze later niet
moesten worden. Het is misschien wat
gewaagd om van een publieke ver
makelijkheid te spreken, maar toch
ontkomt men niet aan de indruk, dat
slechts de ijscokarren ontbraken om
het feest compleet te maken
De wreedheden werden overigens niet
alleen op het schavot begaan; ook bij
het vooronderzoek kwam de beul vaak
in actie, om de verdachte aan „tor
tuur" te onderwerpen. Formeel was
het toepassen van folteringen, van de
pijnbank dus, alleen geoorloofd, wan
neer buiten de delinquent om niet
voldoende bewijsmateriaal voor zijn
schuld bijeen te krijgen was. Dat
men er in vele gevallen niet in slaag
de, bijvoorbeeld uit getuigenverklarin
gen, een deugdelijke bewijsconstructie
op te bouwen, is niet verwonderlijk, al
was het alleen maar, omdat de men
sen administratief niet zo gemakkelijk
te vinden waren als nu het geval is.
Maar bovendien nam men vaak het
zekere voor het onzekere; een beken
tenis was een mooi sluitstuk van het
vooronderzoek, althans op papier,
want zo'n met pijniging afgedwongen
verklaring hoefde de waarheid aller
minst te dienen. Bovendien gold de
regel, dat niemand ter dood veroor
deeld kon worden zonder een beken
tenis.
Niet minder duister en voor de vroe
gere strafrechtspleging beschamend
was het feit, dat tortuur en lijfstraf
vrijwel het „privilege" waren van het
gewone volk. De „betere standen wis-
De symbolische onthoofding van Cornelis van der Burg, burgemeester van Bolsward,
op 36 mei 3789 voor het Blokhuis
ten de dans doorgaans wel te ont-
springen door hun relaties met de
autoriteiten, die, uit angst het eigen
nest te bevuilen, maar al te zeer ge
neigd waren dergelijke gevallen lang
slepend te houden en ze ten slotte in
de doofpot te stoppen. Zij konden, om
te beginnen, al aanspraak maken op
een „ordinaire" behandeling van hun
zaken, waarbij de pijnbank niet werd
toegepast. Met grof geld werd dan
vaak een schikking verkregen en bo
vendien bleef de delinquent op vrije
voeten, zodat hij gemakkelijk (met
voldoende geld op zak) de wijk kon
nemen naar een plaats buiten het ge
ringe bereik van de justitiële machts
hebbers. Maar de gewone man,
die wellicht door schrijnende armoede
tot wandaden werd gedreven, stond
een „extra-ordinaire" behandeling,
compleet met tortuur, te wachten, zo
hij gepakt werd
Waar speelden zich in Leeuwarden,
zetel van het Hof van Friesland, de
executies af? De rechtzaken werden
(voor vervolg zie pagina 15)
De rechtspleging in vroegere eeuwen
kenmerkte zich allerminst door zacht
zinnigheid en vergevingsgezindheid,
het strafrecht was in menig opzicht
een barbaarse zaak, waaraan de her
innering nog voortleeft in allerlei
spreekwoorden en gezegden, die op
dit onderwerp betrekking hebben.
Wie „voor galg en rad opgroeide",
werd al bij voorbaat beschouwd als
een toekomstig slachtoffer van de
beul of scherprechter. Zijn wanbedrijf
zou hem, met andere woorden, te
eniger tijd „de kraag kosten" en die
kraag was daarbij niet het ergste,
maar na dit halsbekleedsel kwam de
hals zelf aan de beurt. Het „halsmis
drijf" bracht dus het beulszwaard in
beweging en dit kwam wel neer op
hetzelfde definitieve einde van een
misdadig er scarrière als wanneer de
delinquent werd veroordeeld om als
„galgenaas" te fungeren, waarbij
werd gedoeld op de lokkende werking
van een gehangene op boos gevogelte,
zoals gieren. Uiteraard bekocht niet
elke misdadiger zijn wanbedrijf met
het leven; men kon hem ook met een
onuitwisbaar teken „brandmerken"
en in minder ernstige gevallen werd
hij „aan de kaak gesteld", te kijk dus
aan de schandpaal. In dit verband
mag nog een speciale Leeuwarder
uitdrukking worden vermeld: „De
lieuw in 'e bek kieke" de aan de
paal gebonden misdadiger had name
lijk uitzicht op de opengesperde
leeuwemuil van het beeld, dat de
kaak bekroonde. En wie bij het voor
onderzoek onwillig in het bekennen of
het verstrekken van inlichtingen was,
kon er in vele gevallen op rekenen,
dat hem „de duimschroeven werden
aangezet". We zwijgen dan maar van
de velen, die na hun euveldaden ge
plaagd werden door „het dromen van
de bok"; van de met deze diernaam
aangeduide geselbank dus.