GVize orenjacht 15 H.T.S. Aan alle vrienden van dit blad, en de vrien den van de Torenjacht in het bijzonder, mag worden bericht, dat zeer velen er in ge slaagd zijn de plaats te ontdekken, waar de fotograaf het plaatje van de vorige keer heeft gemaakt. Zeer velen, maar met el kaar waren ze toch geringer in aantal dan bij andere gelegenheden het geval was. Wat kan hiervan de oorzaak zijn? We raken ver ward in tal van gissingen, die allemaal ver gissingen kunnen zijn. De eerste is, dat de animo om op zoek te gaan is verminderd, maar we schuiven deze gedachte meteen aan de kant, in de eerste plaats omdat ze voor ons zo onplezierig is, in de tweede plaats, omdat een der geachte inzenders niet nalaat te vertellen: „Wy hawwe de hiele stêd troch west om de juste toer to finen". Zou deze ijver weergaloos en dus door ande ren niet geëvenaard zijn? Dit wil er bij ons niet in. Misschien zijn verschillende trou we speurders met vacantie geweest, aldus de geringe terugloop van het aantal inzen dingen veroorzakend. Misschien ook en hier is dan veronderstelling nummer drie was dit plaatje extra-moeilijk. Het zou een taak voor het Economisch-Tech- nologisch Instituut voor Friesland kunnen zijn deze affaire uitputtend te onderzoeken en daarover te rapporteren. Maar we laten het maar zo en gaan liever over tot de orde van de maand: het nieuwe Torenjacht plaatje, hierbij afgebeeld. Probeert u eens uit te vissen, wat deze foto voorstelt en waar zij werd gemaakt. Meldt uw bevindin gen, vóór de achtste van de volgende maand, aan: Redactie Leeuwarder Gemeenschap, Voorstreek 101-103 (liefst op een briefkaart) Dan wacht u wellicht de beloning van tien gulden, die thans ten deel valt aan: de Heer E. J. Pieters, Valeriusstraat 17c. En dan tenslotte de oplossing: de foto gaf 'n deel weer van de toren van de H.T.S. (vroe ger M.T.S.) en de opname werd gemaakt in de Westerparkstraat voor perceel 13. (vervolg van pagina 13) in de Kanselarij gehouden en er zijn enige gevallen bekend, uit het begin van de zestiende eeuw, waarbij de strafvoltrekking voor dit gebouw ge schiedde. Dit gebeurde bijvoorbeeld in september 1528, toen Sierk Smijt we gens moord op zijn vader op het scha vot voor de Kanselarij „met het zwaard werd gestraft" onthoofd dus. Daaraan voorafgaand werd hij op de Brolbrug gegeseld. Alles met el kaar ruim voldoende voor deze overi gens zeer ernstige misdaad, maar desondanks tekende het Hof bij dit vonnis aan: „meer geneigd tot mate- lijke justitie dan tot strengheid van rechtenHet is moeilijk zich voor te stellen hoe Sierk Smijt gestraft zou zijn zonder deze „matelijkheid". Ook op de Brol werden dus vonnissen vol trokken; voorbeelden daarvan zijn vrij talrijk, alweer uit het begin van de zestiende eeuw. In 1516 werd, op 23 september, Wybe Sacles op de Brol brug onthoofd; uit dezelfde tijd wordt melding gemaakt van het toebren gen van verminkingen op dezelfde plaats: wegens godslastering verloor daar Steinrijk van Eemijck een stuk, ter breedte van een vinger, van de tong; Namke van Dockum werd het gezicht ontnomen (onbekend waar voor); Pieter Schroor raakte, wegens mishandeling, op deze plaats een oor kwijt. Al deze gevallen zijn in 1517 voorgevallen. Na de Spaanse overheersing werden de meeste executies voltrokken op een schavot voor het Blokhuis, dat als vestingwerk had afgedaan en als be waar- en verhoorplaats van misdadi gers kwam te fungeren. Toch bleef de Brol nog een rol spelen bij de straf voltrekking, zij het in een mildere vorm. Daar werd de kaak of pronk- paal opgericht voor het openbaar ten toonstellen van gestraften; in 1615 werd deze vernieuwd en in 1685 kwam de hardstenen schandpaal bij het stad huis te staan. In 1795 werd hij afge broken. Het „officiële" schavot stond dus van de tweede helft van de zestiende eeuw af voor het Blokhuis, maar lang niet alle doodvonnissen werden daar vol trokken. Van ouds heeft Leeuwarden namelijk, buiten de stadspoorten, een galgeveld gehad. De galg, met enige andere attributen van het beulsbe- drijf, stond aan de Harlingertrekweg, bij de Nieuwlandsvaart waar een deel van de Leeuwarder industrie thans is gevestigd. De „galgefenne" heeft dienst gedaan zo lang de straf rechtpleging de aanwezigheid van een dergelijke inrichting nodig maakte, globaal tot het eind van de negentiende eeuw dus. De complete outillage be stond uit een galg, vier raderen en drie verenigde stangen. De galg was boven een put geplaatst waarin het gebeente van de ter dood veroordeel den tenslotte verdween. Op de plaats van de galgefenne heeft men later veel beenderen in de grond gevonden. Onthoofden en ophangen mogen beide een vorm van uitvoering der doodstraf zijn geweest, er was wel verschil en niet alleen naar de plaats waar het vonnis werd voltrokken. Het ophan gen was de eerloze manier van vol trekken van een doodvonnis, terwijl het onthoofden niet met eerverlies gepaard hoefde te gaan. De aanzien lijken, personen van adel bijvoorbeeld, werden dan ook onthoofd, zoals vele alom bekende voorbeelden uit de va derlandse geschiedenis leren. Merk waardig is, dat in de „nadagen" van de doodstraf in Nederland ook een symbolische vorm van onthoofding is voorgekomen, waarbij de veroordeel de met het zwaard over het hoofd werd geslagen. Daarbij waren de voor bereidingen gelijk aan die van de „echte" strafvoltrekking, maar, op het schavot gebracht, wachtte de delinquent slechts een „onschuldige" beulsbehandeling. Het bekendste Leeuwarder voorbeeld van een derge lijke straf was de veroordeling van mr. Cornells van der Burg, aan wie op 16 mei 1789 deze straf werd opgelegd, wegens zijn zeer nadrukkelijk partij kiezen voor de patriotten. Cornells van der Burg was burgemeester en schepen van Bolsward. (slot volgt)

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1958 | | pagina 15