Met Kapitein Kijk-uit naar het land van de Palijntjes
17
En zo maakten dan allen: mensen, kin
deren en dieren een prachtige tocht
over het eiland. Er waren zoveel bloe
men, watervallen, bomen-van-allerlei-
kleuren, heerlijke vruchten, kleine
meertjes en mooie vergezichten, dat
men niet uitgekeken raakte.
Telkens hoorde je roepen: „O, moe
der, kijk daar eens!" „Mo-no, kom
eens hier. Dan zie je wat fijns! Zeg,
Peki, heb je die grote gele bloem al
gezien?" „Vader, ik heb zo'n héérlijke
vrucht gevonden! Wilt u ook een stuk
je? Hij is zo sappig!" En ook de die
ren lieten door geluiden en bokke-
sprongen merken, dat zij het óók
prachtig vonden.
Het was wel warm, als je uit de scha
duw van de zware bomen weer een
eindje over de rotsen moest klauteren
of langs een zandig paadje moest lo
pen. Maar er waren watervalletjes en
vruchten genoeg om de dorst te lessen.
Toen zij op het hoogste punt aangeko
men waren, keken zij ver uit over de
zee en zij zagen als een heel klein
scheepje de „Zeeleeuw" op de golfjes
deinen. Zij rustten een poosje uit en
toen ging het weer langs kronkelpaad
jes naar beneden, soms steil langs de
bergwand en soms heel gemakkelijk
over het mos en in de schaduw van
bomen en struiken.
„Palijntjes, luister eens!", zei kapi
tein Kijk-uit, toen zij weer eens even
uitrustten en lekkere sappige bessen
plukten tegen de dorst, „als we nu
straks in jullie dorp komen dan zullen
we afscheid moeten nemen, want wij
moeten weer aan boord. We moeten
zo langzamerhand weer naar huis!"
„O, vader, nóg niet!", riepen de kin
deren in koor. „Wij hebben nog lang
niet alles gezien en de Palijntjes moe
ten nog zoveel spelletjes van ons le
ren. En misschien kennen zij wel spel
letjes, die wij niet kennen!"
„Ja, kinders", zei kapitein Kijk-uit,
„ik begrijp best dat het moeilijk is om
straks afscheid te nemen. Maar over
een paar dagen begint jullie school
weer. En jullie mogen niet later dan de
andere kinderen komen. Wat zullen jul
lie veel te vertellen hebben aan de
meester! Als je een opstel moet ma
ken over „Onze vacantie", dan kun je
vertellen over de Palijntjes, die nie
mand ooit gezien heeft en over een
mooi land, waar niemand geweest is.
„Ik begrijp", zei het grootste Palijntje.
„U op skip. U weer weg! Kinderen ook
weg! Jammer! Jammer!!"
„Nou", zei moeder Mora, „dat zijn nu
dezelfde Palijntjes die op ons schoten
toen we aankwamen! En nu we elkaar
kennen vinden ze 't jammer, dat we
weggaan!"
Allen stapten weer op en toen ging het
snel de berg af en spoedig waren zij in
het dorp van de Palijntjes. Ook daar
gingen zij nog even rusten en toen op
eens waren alle Palijntjes verdwenen!
Je zag ze niet meer en je hoorde ze
niet meer. Zij hadden eerst in een gro
te kring met elkaar staan praten en
weg waren zij!
Ook de dieren merkten het.
De giraffe maakte zijn lange hals nog
wat langer om boven de bomen uit te
kunnen kijken. De olifant trok met zijn
slurf een paar struikjes om. De slang
kronkelde tussen het gras door, op
zoek naar de Palijntjes. Maar zij wa
ren en bleven wèg.
Toen bleven de mensen, de kinderen
en de dieren maar rustig wachten,
want ze begrepen, dat de Palijntjes
hen niet in de steek hadden gelaten en
dat zij zeker afscheid zouden komen ne
men.
Opeens klonk er een vreemde muziek.
Het was net alsof er op hele kleine
trommeltjes werd geslagen en op hele
fijne fluitjes werd geblazen. En toen
zagen zij een lange optocht van P&~
lijntjes aankomen tussen de kleurige
bloemen en planten door. Voorop liep
het grootste Palijntje. Hij had zich erg
mooi gemaakt met een paar botjes
door zijn neus cn met een uitstaand
rokje van gekleurd gras. Hij droeg een
kroontje op zijn hoofd en een staf in
zijn rechterhand. Boven aan de staf
hing een soort vogelkop en er stonden
wuivende veren bovenop. Ook de ande
re Palijntjes, die achter hem liepen,
hadden mooiere rokjes aangetrokken.
En allemaal droegen zij wat op hun
hoofd: manden met vruchten, manden
met bloemen, lekkere gebakken vis
jes. Het Palijntje dat achter de koning
liep, droeg een klein biggetje, een
speelkameraadje voor de kinderen
aan boord van de „Zeeleeuw".
„Kijk eens, moeder, wat een mooie
kroon dat Palijntje op heeft", zei Peki
zachtjes, toen de stoet langs liep.
„Wij Palijntjes blij u allemaal hier
kwam! Wij Palijntjes bedroefd, u al
lemaal weg gaat! Wij Palijntjes bren
gen geschenken voor u allemaal voor
op skip!", zo sprak de koning van de
Palijntj gs.
Kapitein Kijk-uit ging in het midden
van een grote kring staan en zei: „Pa
lijntjes! We danken u hartelijk voor al
les wat u voor ons deed en voor al het
moois dat u ons liet zien. We danken
u voor uw vriendschap en ook voor al
deze mooie geschenken! We zullen u
niet gauw vergeten als we weer in ons
eigen land zijn. En we zullen aan
iedereen zeggen, dat Palijntjes aardig
en vriendelijk zijn voor de mensen, de
kinderen en de dieren. Lang leve alle
Palijntjes. Hoera!!"
„Hoera. Hoera!!", riepen moeder-
Mora en Mo-no en Peki. En de dieren
trompetten, brulden, miauwden, blaf
ten, piepten en knorden in koor.
MAJA VAN HEEMSTRA