Hansje en Brom
KINDEREN
MAAKTEN
KIJKDOZEN
Hansje", riep moeder onder aan de
trap, „kom je even? Ik heb een bood
schap bij Gros. Ga er maar even op
de autoped heen".
Hansje kwam vlug naar beneden. Bij
Gros een boodschap doen? Dat wilde
hij wel. Gros was de kruidenier, hij
gaf altijd een snoepje aan alle kinde
ren die iets voor hun moeder kwamen
halen. Soms kreeg je zo'n grote rode
zuurbal, soms een toffee en soms een
stuk drop.
„Mag ik Brom meenemen? vroeg
Hansje, de trap afhollend. „Kan best,
voor me op de autoped".
Hij was de vorige dag vijf jaar gewor
den en had een hele groote bruine beer
gekregen. Die was Brom genoemd,
want als je hem ondersteboven hield,
dan bromde hij van binnen. Een zach
te brom. Je werd er helemaal niet
bang van. Een gezellige brom.
„Is dat niet te gevaarlijk, jongen?"
antwoordde moeder. „Als hij er af
valt, dan val jij er over heen en dan
gebeurt er een ongeluk".
„Ja, maar hij valt er niet af", zei
Hansje. „Toe nou moeder, Brom wil
toch ook graag een snoepje hebben.
„Brom ook een snoepje? Maar dat
eet jij dan zeker voor hem op!", lach
te moeder. „Probeer maar, of het
gaat. En als hij er af valt, dan zet je
hem maar zo lang op de stoep bij tan
te Anna. En dan haal je hem weer op
als je terug komt van Gros. Zul je
goed uitkijken als je bij Gros over
steekt? De auto's rijden daar zo
hard".
Ja, moeder", riep Hansje. Hij luister
de maar half, Brom ging mee op de
autoped, was dat even fijn! Moeder zei
altijd, dat hij goed moest uitkijken bij
het oversteken. Dat deed hij toch ze
ker ook! En hij was nu toch vijf jaar.
Een grote jongen ben je nu, had va
der gisteren nog gezegd.
Waar was de autoped nou? O ja, daar
had Marleentje, het buurmeisje van
morgen even mee gespeeld. Die stond
dus buiten wel tegen het hek. Hij voel
de of de beurs van moeder met het
boodschappenbriefje er in, nog in zijn
zak zat. Ja, daar zat hij. Toen gauw
naar buiten, de voordeur met een slag
dichtgegooid en ja, daar stond de auto
ped.
„Nou mag jij daar ook op, Brom zei
Hansje zachtjes. Brom keek met zijn
zwarte kraalogen strak voor zich uit,
net alsof hij niets had gehoord. Maar
natuurlijk had hij het wél gehoord! en
natuurlijk vond hij het ook maar wat
fijn.
Hansje zette Brom voor zich op de
autoped, trapte af en daar hobbelde
hij over de keien van de kade. De hui
zen aan de overkant lagen heerlijk in't
zonnetje. En hij zag schipper Derksen
net van de „Johanna Maria" afgaan,
die ging zeker ook boodschappen doen
voor zijn vrouw. Hij zwaaide even te
gen schipper Derksen, maar die had
het zo druk met zijn pijpje aan te ste
ken, dat hij Hansje helemaal niet zag.
Hè, wat was dat een trots gevoel om
over de ruige bruine kop van Brom te
kijken en zo hard te trappen als hij
maar kon. Hij zou Brom wel eens la-
ten zien hóé hard hij kon rijden met
de autoped.
Daar zag hij de winkel van Gros al.
De deur stond open met dit mooie
weer. En er reed niets op straat. Dan
hoefde hij ook niet van de autoped af
te stappen, dan kon hij best van 't trot
toir af rijden en met flinke vaart bij
Gros 't trottoir weer op. Daar ging hij
Tóéóét! ging 't opeens heel hard. En
toen snerpten de banden van een
vrachtauto met vreemd geluid, omdat
de chauffeur probeerde te stoppen.
Hansje voelde een duw tegen zich aan,
hij viel, stootte zijn hoofd tegen iets
hards en toen wist hij niets meer.
Hij werd weer wakker en lag op de
grond in de winkel van Gros. ^*en
vreemde heer boog zich over hem
heen. Zijn moeder kwam net binnen
met een verschrikt gezicht. Hij hoorde
stemmen die iets zeiden van: „Ja, de
jongen stak opeens de straat over. Ik
kon nog net remmen. Als 't nu maar
niet erg is".
Wat was er dan eigenlijk gebeurd.
Moeder hield zijn handje vast en zei:
Je bent tegen een vrachtauto opgere
den. De dokter zal even kijken wat je
jY^nkGcrt".
De dokter onderzocht hem. Hansje
voelde erge pijn in zijn been en lag
zo'n beetje te huilen van de pijn en de
narigheid.
Uw zoontje heeft zijn been gebroken,
hij moet naar 't ziekenhuis". De dokter
was klaar en iemand belde een gara
ge op. Er kwam een auto en moeder
droeg hem er in en even later boog
een verpleegster met een witte muts
op, zich over hem heen in 't zieken
huis.
„Kom maar bij ons, Hansje, dan ma
ken we je been weer gauw beter. „Ja,
maar moeder dan? En vader? En
Brom? ün de autoped?"
„Hier is Brom", zei moeder, „die mag
straks bij je in bed zitten, is 't niet,
zuster?"
„Ja, natuurlijk", zei de zuster, „als hij
mij maar niet bijt! Gaat u maar rus-
tig naar huis, mevrouw, en komt u
vanmiddag weer even terug, dan zit t
been in 't gips en dan kunt u Hansje
in bed zien zitten".
En toen ging moeder weg en Hansje
viel in slaap en de volgende keer dan
gaan we bij hem op bezoek in t zie
kenhuis.
MAJA VAN HEEMSTRA.
In het decembernummer van ons
blad stond een knip- en kleurprent,
met het schip van kapitein Kijk-uit, de
kapitein zelf, zijn hele familie en de
dieren, die in het verhaal waren voor
gekomen. „Maken jullie daar eens een
mooie kijkdoos van", vroegen we de
kinderen en we hebben inderdaad een
paar mooie gekregen. De uitgeknipte
figuurtjes waren netjes opgeplakt en
in een doos gezet (meestal een schoe
nendoos). Daar was nog wat bijgete
kend en bijgekleurd en zo kreeg je een
prachtig tafereel te zien, wanneer je
door het gaatje in de doos keek.
En nu moeten we dus vertellen welke
kijkdoos van kapitein Kijk-uit het
mooist was. We hebben lang gekeken
en vergeleken en ten slotte vonden we,
dat de eerste prijs moet gaan naar de
achtjarige Martha de Groot, Archipel-
weg 120. De tweede prijs is voor Ima
Denzier, Boeierstraat 16b, die zes jaar
Ze krijgen beide een mooi boek als
prijs. De kijkdozen kunnen worden te
ruggehaald bij het bureau van de
Stichting Leeuwarder Gemeenschap,
Raadhuisplein 32.