ul
Fa. H. .lOUIERS ZOON
Hansje en Brom
VERHUIZINGEN - TRANSPORTEN
LEEUWARDEN, EMMAKADE Z.Z. 62
TEL. 0 5100 - 24595 b.g.g. 25765
n
Daar lag Hansje nu. Zijn ene been
tje stijf in 't gips. Hij kon 't helemaal
niet bewegen. Maar dat moest ook
niet, want anders kon het niet goed
weer aan elkaar groeien. Eerst vond
hij 't erg naar, maar de zuster zei dat
er nog een jongen op de zaal lag en
die had allebei zijn beentjes gebroken.
Die lag heel stil, hij kon zich helemaal
niet bewegen.
„Gelukkig, dat 't bij jou maar één
been is, Hans" zei de zuster. „Je zult
zien, het gaat wel gauw voorbij, die
tijd dat je hier moet liggen. Ik zal je
wat speelgoed geven."
„Mag Brom niet bij mij in bed?",
vroeg Hansje. Hij zag Brom op de
stoel naast zijn bedje zitten. Brom keek
stijf voor zich uit met zijn donkere
kraalogen.
„Ja natuurlijk", zei de zuster. „Hier
is hij al" En toen maakte Hansje van
zijn beentje, dat niet gebroken was
en dat hij dus bewegen kon, een hoge
berg en Brom werd op de top van de
berg gezet.
Brom keek naar zijn kleine baas.
„Je bent toch niet boos, Brom, omdat
ik je voor op de autoped had gezet en
toen niet goed uitgekeken heb en toen
tegen de vrachtauto aangereden ben?"
vroeg Hansje. Brom zei niets,
maar je kon aan zijn harig snuitje
zien, dat hij helemaal niet boos was.
„En ik had je nog maar pas gekregen.
Brom. Ik vond jou het mooiste van al
les wat ik op mijn verjaardag kreeg.
Nog mooier dan 't kleurboek en de
kleurpotloden. En ook nog mooier dan
de zak met snoepjes. Want als de
snoepjes op zijn, dan heb ik niets meer
En jij blijft bij mij".
Je kon aan Brom zien, dat hij 't pret
tig vond dat zijn baasje blij met hem
was.
„Waar kom je eigenlijk vandaan,
Brom? waar ben je geboren? Heb je
ook in een wiegje gelegen zoals 't
kleine zusje van Marleentje? je weet
wel, Marleentje is ons buurmeisje en
zij mag ook wel eens met mijn autoped
spelen."
En toen begon Brom te vertellen. En
Hansje vond 't helemaal niet gek, dat
de speelgoedbeer kon praten. Hij vond
't gezellig.
„Ik heb niet in een wieg gelegen. Ik
kom uit een fabriek. Daar maakten
zij 'n heleboel beren. En poppen en
ezeltjes en paardjes en een kameel en
poesjes en hondjes en aapjes. Allemaal
speelgoed. Langs de muren van een
grote kamer waren planken getimmerd
en daar werden wij opgezet, als zij in
de fabriek met ons klaar waren.
„Waren er nog meer beren, zoals jij?"
vroeg Hansje.
„O ja, een héleboel. Grote beren, gro
ter dan ik. En kleine beertjes. En heel
kleine beertjes. Maar daar keken de
grote beren niet naar, want die von
den ze veel te kinderachtig.
„En konden al die beren brommen,
net als jij?" vroeg Hans weer.
„Dat weet ik niet. Want we stonden al
lemaal stil op de planken. Ik merkte
pas, dat ik brommen kon, toen iemand
mij ondersteboven hield. Ik hoop maar,
dat de anderen ook kunnen brommen.
Want het is zo prettig om zo zachtjes
een geluid te kunnen maken!"
„En stónd je toen al maar op die
plank? En wat gebeurde er toen?",
vroeg Hansje weer.
„Toen kwam er op een dag een me
neer en die zei tegen een andere me
neer: „Ik zal hier maar eens uitzoe
ken, want ik moet een heleboel speel
goed voor mijn winkel hebben."
„Gaat u uw gang maar," zei de ande
re meneer. En toen namen zij alle
bei de speelgoeddieren in de hand
en bekeken ze. „Ik moet in elk geval
een heleboel poesjes en hondjes heb
ben", zei de ene meneer weer. „En
geen beertjes?" vroeg de andere.
„Ja, ook beertjes, maar daar zal ik
straks wel naar kijken." En toen zet
te de meneer alles bij elkaar, wat
hij voor de winkel mee wou nemen.
En hij kwam ook naar mij toe. En hij
pakte mij op en hield mij eens onder
steboven en toen merkte ik dat ik zo
mooi kon brommen. „Die beer wil ik
hebben", zei de meneer, „die kan zo
mooi brommen". En toen werd ik met
een heleboel andere dieren in een
grote doos gepakt. En ik denk dat we
toen in een auto gingen, want er
was veel lawaai. We hebben een heel
eind gereden en toen werden we weer
uitgepakt. Ik kwam in het raam van
de winkel te zitten en ik kon alles zien
wat er op straat gebeurde. De mensen
liepen langs en bleven soms staan
om naar ons te kijken. Maar de kin
deren bleven allemaal staan. En toen
kwamen je vader en je moeder in de
winkel. En je vader zei tegen de me
neer: „Ik wil graag iets kopen voor
mijn zoontje, die wordt morgen vijf
jaar." En toen namen je vader en
moeder allerlei speelgoed in de han
den. „Geen autootjes", zei je moeder,
„want die heeft Hansje al." Toen zagen
zij mij in de etalage zitten en toen zei
je vader: „Als we die beer eens koch
ten? dan kan Hansje die mee naar
bed nemen en mee naar buiten. Want
hij heeft geen broertjes en zusjes.
Dan kan de beer zijn broertje zijn.
„Toen werd ik gekocht. En de meneer
hield mij ondersteboven en zei:
„Hoort u eens hoe mooi deze beer kan
brommen!" Dan noemen we hem
Brom", zei je moeder toen. Nou, nou
weet je alles!."
De zuster kwam binnen. „Hansje, hier
is wat melk voor je. Drink maar gauw
op. Dat is goed voor je been.
Hansje dronk zijn melk op en keek
hoe de zuster langs de bedjes ging om
aan de andere kinderen ook melk te
brengen. Sommigen waren zo ziek dat
de zuster de kroes moest vasthouden.
Gelukkig dat hij het zelf kon doen.
Verpakken en verzenden naar alle werelddelen
Bergplaats voor meubelen
Ruim een halve eeuw ervaring