FLITSEN HIT
OllD-LEEM
NOGMAALS
ALEXANDER COHEN
Cohen heeft in zijn jeugd Adam Zelle
gekend, de vader van Margreet, die
voor ons ouderen beter bekend is on
der de naam van „Mata-Hari". Zij is
als spionne in de eerste wereldoorlog
voor een Engels peloton gevallen. Zel
le had een hoedenwinkel Over de Kel
ders en Cohen geeft de volgende be
schrijving van hem: „Ik heb hem nooit
anders gezien dan met een hoogen
hoed op, met de duimen in de armsga
ten van zijn gebloemd fluweelen vest.
Zóó, met het eene been nonchalant
over het andere geslagen, stond hij ge
meenlijk, tegen zijn deurpost geleund
op straat te kijken"; hij was een lan
ge, knappe man met een glanzende
zwarte baard. Tegenover Zelle woon
de zijn felle concurrent, Thomas Post-
ma, die in het advertentieblaadje van
Schierbeek op poëtische wijze zijn wa
ren aanprees:
Hoeden en petten,
Om op te zetten!
Moet je een hoed?
Loop dan met spoed
Naar Over de Kelders
En koop hem niet elders
Dan bij Thomas Postma
Die helpt je dra!
Op een dag zien de jongens, dat op
het kleine pleintje voor hotel de Doe
len een schildwachtshuisje wordt ge
zet en weldra loopt een soldaat in
groot tenue de wacht voor de gene
raal Mac Leod, uit den Haag, die het
garnizoen komt inspecteren. Er is pa
rade op het Zaailand en de generaal,
met een stijve gouden kraag en een
steek met pluimen op, rijdt aan het
hoofd van de troep daarheen langs het
huis van de Cohen's en langs „In de
klok" de hoedenwinkel van Zelle. Hij
zal toen wel niet voorvoeld hebben dat
een zoon van zijn broer later de man
van de beroemde danseres en de be
ruchte spionne Mata Hari zou wor
den!
Alexander helpt wel eens in de winkel,
want hij is successievelijk van verschil
lende scholen gestuurd en hangt dus
thuis wat om. De vrijdag is dan de
mooiste dag, dan komen de buiten
mensen hun boodschappen doen en
staan Wobke Wiebenga uit Marssum,
Ties Bol van de schuit uit Bergum,
Lipke Bijdelei uit Oudelei en nog vele
anderen in het kleine winkeltje.
Maar ook vader's zaak is te klein en
te eng voor Alexander en het ene avon
tuur wisselt het andere af. Hij dwaalt
door de stad en wordt vrienden met
een oud-tamboer, die in de militaire
dienst is gebleven en nu op dagen dat
er schietoefeningen zijn achter de
troep aan marcheert met, op zijn rug,
een verbandrandsel. Met hem mag hij
mee naar de schietbaan en naar de
kazerne, waar hij al gauw alle trom
petsignalen kent en waar het op de
chambrée „onveranderlijk naar teer,
petroleum, geweervet, zweet, vochtig
leer en gekookte koolrapen stinkt". Hij
werkt een poosje bij de buurman, me
neer Lemey, de „heeren-kleermaker",
die allerlei uitheemse vogels heeft,
waaronder een kardinaal-met-kuif.
Maar het kleermakersvak kan hem
ook al weer niet bekoren en hij is lie
ver bij Arie Coets, de poelier. Daar is
in het voorjaar, als de kievitseieren
in de stad gebracht worden, werk ge
noeg aan de winkel, wanneer de kis
ten met 500 stuks voor verzending
klaar gemaakt moeten worden.
Na veel mislukkingen en zwerverijen
in eigen land en in 't buitenland be
sluit Alexander om „koloniaal" te
worden, wat in vroeger dagen zo dik
wijls de enige mogelijkheid betekende
voor „die niet wou deugen" en wat ook
dikwijls de redding werd van hem, die
in het eigen kleine land zijn draai niet
kon vinden. Het zeer bewogen bestaan
van Alexander Cohen verdwijnt voor
ons hiermee aan de horizon, want ons
blad blijft zo dicht mogelijk bij eigen
honk en in vertrouwde sfeer.
Wij eindigen dan ook dit kort relaas
over een oud-Leeuwarder die we even
wilden volgen in het Leeuwarden-van-
toen, het Leeuwarden met de kleine
donkere winkeltjes, waar de komst
van een generaal een sensatie bete
kende, waar de „sjoel" nog vol met
trouwe gelovigen was, waar men el
kaar met naam of toe-naam kende en
waar elke begrip van „Kern-zijn" aan
het stadsbestuur onbekend was! Wij
kunnen u alleen maar aanraden: leest
u „In opstand" en ook de volgende
boeken van de hand van Alexander
Cohen, zijn opvattingen zullen u wel
licht dikwijls in 't geheel niet sympa
thiek zijn, maar men neemt kennis
van een zeer interessant gedeelte van
onze eigen en de algemene geschiede
nis van voor, gedurende en na de eer
ste wereld-oorlog, dat vaak op adem
benemende wijze is geschreven.
„Alleen bel ik wel eens deurtje bij den
koster", (van de synagoge). „Jool de
Roos, een blinkendwit-harig, blinkend-
wit-baardig, onveranderlijk boos-kij-
kend kaboutermannetje. Ik doe dit
niet enkel om den „sjammes" te pla
gen, ofschoon dit natuurlijk de hoofd
zaak is, maar ook om zijn mooie en
lieve dochter Dientje, de schoonheid
van de aan schoonheden straatarme
gemeente, naar buiten te zien komen
en mij met den vinger dreigen". Dit is
niet de énige dreigende vinger in het
leven van Alexander Cohen geweest!
M. J. VAN HEEMSTRA
Alexander Cohen en zijn vrouw (van Franse origine) in de tuin van hun woning
te Toulon in Frankrijk. Deze ioto is van vrij recente datum; dit jaar bereikt
Alexander Cohen de leettijd van 95 jaar
A