kwajongens zijn Lang niet alle minderjarig 5-let euvel der onmaatóch.appetykkeid 12 Het regent tegenwoordig klachten over de baldadigheid van de jeugd. Niet alleen neemt het wangedrag der kinderen in omvang toe, maar bovendien wordt de vorm hiervan steeds ernstiger. De ver nielzucht is zo groot geworden, dat open bare en particuliere eigendommen overal en voortdurend worden bedreigd. Zelfs graven op de begraafplaatsen zijn niet veilig meer Het is beschamend dit wangedrag van de jeugd te moeten signaleren, zelfs al weet en erkent men, dat kinderen zich niet altijd gedragen volgens het patroon, dat de achttiende-eeuwer Hyronimus van Al phen voor ogen heeft gestaan, toen hij vertelde van: „Jantje zag eens pruimen hangen". De Brave Hendrik en zijn kor nuiten kunnen ons gestolen worden, ze missen nu eenmaal de levendigheid en de ondernemingsgeest, die we in de jeugd moeten prijzen ook al zijn de uitingen daarvan niet altijd naar ons welbehagen. Heel eerlijk en onder ons gezegd en gezwegen: de kwajongens, die tijdens de tentoonstelling „Buiten" over de muurtjes zijn geklommen en zo clan destien in de Prinsentuin zijn beland, hebben het bij ons niet verkorven. Na tuurlijk maakten ze misbruik van de om standigheden, natuurlijk hadden de be wakers het volste recht om deze kwajon gens in de kraag te grijpen, maar dit kat- en-muis-spelletje bleef binnen de gren zen van het vergeefbare wangedrag der jeugd. Wie anders meent, moet zich zijn eigen jonge jaren maar eens trachten te herinneren. Het bedenkelijke was, dat deze kinderen niet volstonden met clandestien de Prin sentuin binnen te dringen, maar zich daar aan veel erger wangedrag schuldig maakten dan het niet kopen van een kaartje. Tal van kwajongens hebben daar de meest zinloze vernielingen bedreven. Lampen werden weggehaald, stukge maakt of in het water gesmeten, de jeugd heeft geroofd, vertrapt en stukgeslagen wat haar voor de voeten kwam. Het was zo erg, dat exposanten uit het westen van het land, die thuis toch ook wel wat gewend zijn, moesten erkennen, dat hun ervaringen in Leeuwarden op dit stuk van zaken alles overtroffen wat ze elders ooit hadden meegemaakt We weten, dat de tentoonstelling „Bui ten" niet het exclusieve voorrecht van de belangstelling van de vernielzuchtige jeugd heeft gehad. Bloemen en planten worden vertrapt of uitgerukt in parken, plantsoenen en in particuliere tuintjes. Zelfs de grafmonumenten op de begraaf plaatsen ontkomen niet aan de schen dende hand van de jeugd. De zinloze ver nielzucht viert hoogtij in een mate, die in brede kringen van de bevolking de grootst mogelijke verontwaardiging wekt. Deze verontwaardiging is gemotiveerd, maar we komen er niet verder mee. We schieten bovendien geen zier op met kwaad te worden op de jeugd, die deze baldadigheid bedrijft. Zij trekt zich daar niets van aan; we geloven zelfs, dat de aardigheid van het gevarieerde wanbe drijf voor een deel verloren zou gaan, wanneer de gedupeerden niet kwaad zouden worden. De meest geplaagde man in de buurt is nu eenmaal hij, die telkens weer rood van drift achter de kwajon gens aanrent om ze hun gerechte straf te geven. Een aardige uitwijkmogelijk heid is altijd de politie de schuld te geven. „Daar moet de politie op letten", roept men in koor, aldus de eigen ver antwoordelijkheid overdragend op een instituut, waarvan men wel weet, dat het niet bij machte is aan deze taak te vol doen. Wie het nog verder zoekt, klaagt veelal de onderwijzers aan. Zij toch heb ben de jeugd dagelijks onder hun toe zicht en worden geacht van hun leerlin-

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1959 | | pagina 12