Ook de volwassenen
gen respectabele burgers te maken. Maar
de onderwijzers kunnen de kinderen niet
van de vroege morgen tot de late avond
onder hun hoede houden, zelfs al beperkt
hun interesse voor de jeugd zich na
schooltijd niet tot de bijlessen.
De grote moeilijkheid is, naar ons bedun
ken, dat de jeugdbaldadigheid geen op
zichzelf staand verschijnsel is, maar een
onderdeel vormt van het algemene pro
bleem der onmaatschappelijke gedragin
gen. Kort gezegd gaat het om het in
brede kringen woekerende euvel, dat men
niet geneigd is het eigen gedrag mede al
te stemmen op de belangen van de mede
mens.
Wordt de zaak zo gesteld, dan hebben
we evenzeer te maken met de mentaliteit
der volwassenen als die van de jeugd.
En in hun onderling verband kunnen we
het oude spreekwoord gebruiken: „Zo de
ouden zongen, zo piepen de jongen Het
piepen der jongen is de jeugdbaldadig
heid, de vernielzucht en wat u verder
weet te bedenken aan wangedrag. Het
zingen der ouden valt uiteen in nog veel
meer valse accoorden.
Ook tal van volwassenen maken zich
schuldig aan vernielzucht. Het zijn niet
uitsluitend de kinderen, die onze parken
en plantsoenen bedreigen. De volwasse
nen geven veelal het slechte voorbeeld
en wanneer dit niet uit kwaadwilligheid
gebeurt, dan is het toch wel een zaak
van ergerlijke onnadenkendheid. Van
onnadenkendheid is stellig geen sprake,
wanneer de afrastering van het sportter
rein Cambuur wordt opengebroken, op
dat men clandestien de wedstrijden kan
bezoeken. De voor een dergelijke vernie
ling vereiste handvaardigheid is te groot
voor onmondige kinderen en dus moeten
de daders onder de ouderen worden ge
zocht. Onnadenkendheid verraadt zich
bijvoorbeeld geregeld in de Valerius-
straat, waar de afscheiding tussen de
hoofdweg en de ventwegen met rozen
struiken is beplant. Niet alleen de kin
deren, maar eveneens tal van volwasse
nen lopen geregeld door deze beplante
strook en vernielen de struiken. Vooral
de buurtbewoners maken zich aan dit
euvel schuldig en blijken zich alleen te
herinneren dat er oversteekplaatsen zijn,
wanneer er een politieagent in de buurt
is
Dit zijn voorbeelden, die rechtstreeks in
spirerend op de jeugd werken. Wie kan
de kinderen verbieden wat de ouders
doen? Hoe kunnen goedwillende volwas
senen een kind terechtwijzen, wanneer
dit kind constateert, dat de grote mensen
ongestraft doen wat hem verboden
wordt?
Maar met deze voorbeelden zijn we nog
niet aan het eind van onze beschouwing
over de onmaatschappelijke gedragingen
in het algemeen. We kunnen een ander
voorbeeld vinden bij een bezoek aan een
flatwoning, waar men de hele dag wordt
gekweld door lawaai en andere vormen
van overlast door de buren. Wie kennis
neemt van de officieel bij het Woning
bedrijf aanhangig gemaakte klachten,
slaat de schrik om het lijf over het on
maatschappelijk gedrag van tal van be-
De officieren van The Royal Canadian Dragoons bij het stadhuis, waar hun
glorieuze intocht eindigde. De commandant van het squadron, dat Leeuwarden
bezocht, is Major F. M. Kohier.
woners. Ook hier ontbreekt bij velen
het besef, dat het gedrag in eigen huis
mede afgestemd moet zijn op de belan
gen van anderen. Al deze getuigenissen,
variërend van onachtzaamheid tot kwaad
willige pesterij, leveren een droevig beeld
op van het kwaad der onmaatschappelijk
heid.
En in hetzelfde verband kunnen we zelts
het probleem van het gebrek aan vei-
keersdiscipline noemen. Ook hier speelt
het onmaatschappelijk gedrag de hoofd
rol en een tragische vergissing is, dat op
dit punt verbetering zou zijn te bereiken
door vergroting van de kennis der ver
keersregels. De mensen weten doorgaans
drommels goed hoe het moet, maar ze
weigeren zichzelf te binden aan de dis
cipline, die ze horen te betrachten om
ook andermans veiligheid te garanderen.
Misschien lijkt het ver gezocht, maar het
staat voor ons vast, dat er geen prin
cipieel verschil is tussen de man, die met
zijn auto op een onverantwoordelijke
manier rijdt en de kwajongen, die ander
mans spullen vernielt. Zij lijden beiden
aan het euvel der onmaatschappelijkheid
en wanneer we een rangorde moeten
maken, dan zien wij de volwassenen als
de hoofdschuldigen. Zij geven het slechte
voorbeeld en zij missen het vermogen
de jeugd in het rechte spoor te houden,
omdat zij zelf dit spoor niet kennen.
De droeve consequentie van dit alles is
ons ongeloof in allerlei goedbedoelde
acties tegen onderdelen van het kwaad,
die te veel uit hun onderling verband
worden gerukt. Wanneer we ons de ene
keer inspannen voor veilig verkeer, ons
dan weer richten tegen de jeugdbalda
digheid, de woninginspectrice inmiddels
op enige honderden burenruzies afsturen,
dan knippen we hier en daar een takje
van de doornige distel der onmaatschap
pelijkheid. Maar de plant blijft leven en
de takjes groeien weer aan.
Of het mogelijk zal zijn de mentaliteit
van het publiek in zijn geheel in een
maatschappelijke richting om te buigen
is een vraag, waarop het antwoord niet
gemakkelijk is te geven. Maar het goed
willende deel der bevolking kan in ieder
geval beginnen met het grote verband
in al deze euveldaden te erkennen en te
herkennen. Wanneer de kwajongens on
der de volwassenen zich dan gaan ge
neren voor hun verwantschap met de
kwajongens onder de jeugd, dan kan er
misschien toch iets ten goede verande
ren