TUSSEN ACHTER DE HOVEN EN KLEYENBURG 7 Uit grootmoeders ansichtenalbum vleugels verder uit en stuurde de sloper op de befaamd geworden iezeren helling af. Slechts één tastbare herinnering aan het scheepstimmervak, dat eertijds tussen Nieuwe Kanaal en Vliet beoefend werd, bleef bewaard: het huisje van de helling bazen De Roos, die hun bedrijfje even verder hadden, in de schaduw van de eveneens nog steeds overeind gebleven boerderij op Kleyenburg. Maar daar kwamen de stoombootjes en schelpenzuigers en Stanfriesboten niet: de werf van De Roos was vooral inge richt voor het repareren van kleiner spul: motorbootjes, zeilboten en piere- machocheltjes. En wie hier op Kleyenburg ook een be kende figuur is geweest? De vader van de Amsterdamse oud-politiecommissaris Voordewind, die er met z'n boeiers lag. En niemand minder dan de vertellende- commissaris-in-de-dop zelf maakte er op een zeer energieke wijze het leven van die hellingbazen zuur, zoals hij zestig jaar later in een van z'n boeken eerlijk en met veel zwier zou bekennen! Maar ook hier kwam aan alles een eind: de kwajongen Voordewind werd een man en ging naar Amsterdam, de oud gewor den Luutzen de Roos liet na een leven van hard werken het timmergereedschap rusten, het vroeger zo vertrouwde beeld van de zeilschepen verdween uit het Nieuwe Kanaal. En tenslotte: ook de drie trotse molens van het ene plaatje gingen tegen de grond. Alleen van de linker bleef de benedenbouw bestaan. Dat was meen ik de oliemolen De Kroon, die aan deze kant van het water tegenover Schil kampen stond. Maar wie het beter weet mag het zeggen. FENNO L. SCHOUSTRA Wat zullen ze, over een jaar of veertig, verbaasd staan, onze kleinkinderen, wan neer ze de foto's van Leeuwarden onder ogen krijgen, die vandaag zijn gemaakt. Op de plaatsen, waar nu nog de koeien grazen, staan dan woontorens van vijf tien of meer verdiepingen en waar dan een brede asfaltweg loopt, ligt nu nog een mooi parkje met een vijver met zwa nen erin. Niet minder verrast bekijken wij de pho- tografieën, die in oma's tijd zijn gemaakt: beelden van het Leeuwarden van rond de eeuwwisseling. Waar zich toen nog de landerijen uitstrekten en waar, men zich weet hoe ver van de binnenstad waande, staan nu huizen, scholen, ker ken, fabrieken „midden" in de stad. Een van de hoeken van Leeuwarden, die in de loop van de laatste tientallen jaren volkomen van gezicht veranderde, is die tussen Achter de Hoven en Kleyenburg. Een halve eeuw geleden wandelden daar nog de koeien in de wei, nu staan er de rijzige gebouwen van de grootste indus trieën van de stad. Twee foto's, naar prentbriefkaarten, die ik voor u in grootmoeders ansichten album vond, geven een mooi idee van de situatie van toen. Op de een zien wé het met zeil- en motorboten bevaren Nieuwe Kanaal zich als een immense stroom voor ons uitstrekken, op de andere ontwaren we de vroeger zo bekende stoomscheeps- timmerwerf van Landeweer. Voor het maken van het eerste plaatje moet de fotograaf zich op de Tweede Kanaalsbrug hebben opgesteld, voor de tweede foto richtte hij de lens van zijn camera op de plaats, waar nu de Cen trale van het Provinciaal Electriciteits Bedrijf staat. Dat Nieuwe Kanaal is gegraven in 1895. Voor die tijd was het ook hier nog lou ter land en toen ging alle scheepvaart langs het Vliet. Vandaar, dat de boten, die bij Landeweer op de helling moesten, deze plaats alleen konden bereiken via het Vliet. Achter (wijlen) de Poppebuurt was toen een insteekhaven, waarlangs de schepen de werf bereikten, ofwel de „iezeren helling", zoals de Liwwadders van toen; niet zonder bewondering de scheepswerf van Landeweer noemden. Het was een belangrijk bedrijf voor de stad, waar soms wel een tachtig mannen werk en een flinke boterham vonden. Ze maakten er o.a. stoomketels en repareer den motorboten van allerlei slag tot zelfs de schelpenzuigers van de Terschellin- ger reder Doeksen. De gebouwen van het bedrijf staan op beide foto's afgebeeld; zo zien we het ketelhuis, de machinehal en de ketel makerij. Later moet Landeweer, die aan vankelijk samenwerkte met Molema, nog een woonhuis aan de Kanaalweg hebben gebouwd, maar dat heeft het hier geen mensenleeftijd uitgehouden. Want bij een uitbreiding van het inmid dels op deze plaats gestichte Provinciaal Electriciteits Bedrijf gingen spoedig daar na alle gebouwen van Landeweer voor „goed geld" werd me verteld aan de provincie over. Het P.E.B. sloeg toen z n

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1959 | | pagina 7