Over kleding en nog wat kaartleeswedstrijd Onze 1 5 Na enige maanden het hedendaagse Leeuwar den als onderwerp van- onze „Kaartleeswed strijd" te hebben gebruikt, gaan wij nu weer eens terug naar de historie. Het hierbij afge beelde fragment van een stadsplattegrond uit het midden van de 17e eeuw komt daarbij aan de orde en wij vragen u, kort en goed, welke straten in beeld zijn gebracht. Gemakkelijk is, dat u niet buiten de begrenzing van de binnen stad hoeft te zoeken, maar dit voordeel wordt opgeheven door het nadeel, dat de binnenstad in de loop der eeuwen wel enige veranderin gen heeft ondergaan, al is het stratenplan nagenoeg gelijk gebleven. Zo vormen op deze afbeelding voorkomende grachten een verrader lijk element, want vooral in het laatst van de vorige eeuw zijn verschillende daarvan ge dempt. Enfin, u moet maar eens kijken en wanneer dit kijken succes heeft, dan nodigen wij u uit de oplossing per briefkaart toe te zenden aan: Redactie Leeuwarder Gemeen schap, Raadhuisplein 32. De uiterste datum is 8 juli. U kunt volstaan met de namen op te geven van de vijf met nummers aangegeven straten. De vorige kaartleeswedstrijd leverde weer een stroom goede oplossingen op. We moesten het deze keer in Huizum oftewel Leeuwarden-Zuid zoeken: 1 Hobbemastraat, 2 Frans van Mierisstraat, 3 Ruysdaelstraat, 4 Vermeerstraat, 5 Ferdinand Bolstraat. De prijs van 10,— gaat deze keer naar mevr. K. de Roest-Boersma, Meidoornstraat 14. Natuurlijk kent u de plaatjes van een Friese schone, be„hoed" met een zg. Duitse muts. En in dien u er nog nooit een afbeel ding van zag, dan ziet u die hierbij. Voorts is de muts in natura in het Fries museum te bewonderen. Hoe men 't ooit in het hoofd haalde in een provincie als de onze, waar de boesterwinden niet van de lucht zijn, met zulk een hoofddeksel rond te kuieren, is ons een raadsel. Misschien zette men het uitsluitend op windstille dagen op? De fransen zeggen niet zonder reden: il faut souffrir pour être belle men moet weten te lijden om mooi te willen zijn. Nu, mooi was 't zeker. Wij zien de hierbij afgebeelde dame haar hoed goed vast houden en een lint was er ook nog aan bevestigd als veiligheids maatregel. In de „Stads- en dorpskro niek", door dr. Wumkes verzameld en gekozen uit advertenties uit de Leeuwar der Courant, lezen we dat op 30 mei 1787 Froukje van der Meer, „Duitsche muts stijfster in de Bollemanssteeg „allerbeste gekookte stijfsel verkoopt om de Duitse mutsen mee te stijven. In een andere advertentie staat te lezen dat zo n tien jaar eerder „ten huize van den kunstschilder Beyzeit in de Groote Hoogstraat" een zekere Juffer Bonnard woonde, zij is „voornemens onderwijs te geven aan de kinderen in de Fransche taal, linnennaaien en borduren; zij wascht en breidstopt zijden kousen". Waarschijnlijk was zij van Hugenootse familie, zoals er meer naar 't hoge noor den gekomen warén. Men vindt hier in de provincie dan ook nog wel Franse familienamen, soms zeer verhaspeld. Daar onze zuidelijke buren met de fijne naald kunnen omgaan, zal haar naaien en borduren een aanwist zijn geweest voor die burgers, die gesteld waren op verfijnde kleding. Maar 't was niet alleen de kleding die onze voormoederen bezig hield; zo lezen we van Cornells R. Bakker, die zich naast, de Lange Pijp heeft gevestigd met een beddenwinkel, „waarin diverse soor ten Brabantsche en Meppelsche tijken, dekens, gevlamde Chamoije, Flaamsche linnens en gebloemde damasten in cou- leuren, Harrentynen, Casjanten, Morees, diverse geblokte gordijnegoederen, enz." En van B. Borneman in Bolsward kon ge zegd worden: „uitgevonden hebbende aan het linnen zoowel als catoene garens een vaste duurzame couleur te geven, die het wasschen en bleeken volkomen kan verdragen, fabriceert zulke zwarte ge ruite Harlinger bonten en naaigarens". Wij vinden het tegenwoordig heel ge woon kleurechte garens en stoffen te kopen, maar het hierboven genoemde werd dan ook in 1793 verkocht. Hoe de grondstof voor de kleding verwerkt werd zien we in 1767, wanneer in Harlingen een katoen- en hennepspinnerij opgericht wordt „waar vele arme kinderen wer ken" arme kinderen. En in 1769 is er in de herberg De Zwaan te Makkum een verkoop van „een groote partij Oost-Indische en Engelsche chit- zen, fraaie O.-Indische roode bonten en dito Engelsche doeken, sampt neteldoe ken, Sigtermans, saaijen, fijn O.-Indische chitssarassen, gemeene O.-Indische neus doeken, blauwe, roode Arabische en huislinnens, Kispotilyx Sleesjes linnen, lakens en ruitjes greinen". Het zijn haast onbegrijpelijke advertenties voor ons geworden, zo weinig is er meer over van de stoffen van die tijd. Maar over 200 jaar breken onze nazaten zich waarschijnlijk het hoofd wat of toch al die gekke nylons, eskalons, plastics enz. waren, dan zijn dié namen weer uit de mode. In elk geval zijn wij nu weer op ons uitgangspunt teruggekomen, nl. de groot-behoed-de dame, want zij draagt zeker een van de genoemde Indische doeken en haar japon zal misschien van een chitz (sits) vervaardigd zijn. M. J. VAN HEEMSTRA.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1959 | | pagina 15