Toen liet tramnietje
nog langs tie
Harlingerstraatweg reed
Uit grootmoeders ansichtenalbum
LKBU WAÜMii
f> \l St. <h*
1
rXKi:
•-'v A If mN
Er is, nog niet zo heel lang geleden, een
tijd geweest, dat het trammetje nog langs
de Harlingerstraatweg reed en dat deze
brede invalsweg van de Friese hoofdstad
nog maar een betrekkelijk smalle straat
weg was, die door de weelde van drie
rijen hoge bomen een zeer landelijk ka
rakter droeg.
De royale, brede trottoirs van nu beston
den toen nog niet, maar er lag aan één
kant van de weg een lommerrijk wandel
pad, terwijl de andere kant van de rijweg
door de trambaan werd begrensd.
De ene hierbij afgedrukte prentbriefkaart
laat ons de situatie van vroeger voortref
felijk zien. Het is een uitgave van de
heer H. Wijbenga, de man van De Goed
kope Winkel van de Voorstreek, die in
dé jaren tussen 1915 en 1930 heel wat
series ansichtkaarten van Leeuwarden op
de markt heeft gebracht.
We zien er de drie rijen bomen in volle
zomertooi op en treffen het bijzonder, dat
de fotograaf de sluiter van zijn toestel
ontspande op het moment, dat er een
trammetje in aantocht was.
Puffend en steunend rijdt het in de rich
ting van Marssum, de eerstvolgende hal
te van betekenis aan deze tramweg, die
in 1900 werd aangelegd.
Kort na de eeuwwisseling kwam de
Noord Friese Locaal Spoorweg tot stand
en op de kruising van beide lijnen werd
ook een halte geplaatst.
Bij het aanleggen van de straatweg naar
Marssum, in 1840, werd een deel ervan
als harddraversbaan ingericht. Hier von
den dus de grote draverijen plaats, die
in nog vroegere tijden op het Zaailand
gehouden werden.
De ouderen onder ons zullen zich stellig
de hippische festiviteiten nog herinneren,
die hier in 1905 op touw werden gezet
bij het bezoek van Koningin Wilhelmina
aan Leeuwarden. Aan de zuidkant van
de Harlingerstraatweg was toen een grote
tribune opgericht, van waaruit de ko
ninklijke bezoekster het ringsteken van
de Friese sjezen gadesloeg.
Op de andere foto, naar een prentbrief
kaart van de uitgever F. T. Huisinga te
Leeuwarden, staat dit imposante bouw
werk afgebeeld. De fotograaf maakte de
plaat toen de Koningin de tribune zou
verlaten; verschillende omstanders ont
bloten al eerbiedig het hoofd.
Nu is er op deze plaats aan de Harlinger
straatweg geen vierkante meter meer on
bebouwd en wat ons nog slechts aan de
harddraversbaan herinnert zijn de namen
van twee huizen aan deze weg. Het ene,
op de hoek van de Westerparkstraat,
heet De Start, het andere, op de hoek
van de Bildtsestraat Baens Ein naar
het eindpunt dus van de baan.
Nu nog even iets over het vorige ver
haal „Tussen Achter de Hoven en
Kleyenburg"Dat heett een reactie uit
gelokt van de heer Joh. Terpstra te Leeu
warden, die als beheerder van de fabriek
voor houtbewerking van Halbertsma een
kleine veertig jaar in deze omgeving
heelt doorgebracht.
In het oorlogsjaar 1914, schreef de heer
Terpstra, kocht zijn N.V. (toen nog de
firma H. Halbertsma B.zn.) de molen, die
we op een van de twee afgedrukte foto's
konden zien. Het was de middelste van
de drie, die naast het witte zeil van de
tjalk nog net zichtbaar was.
En niet de linker, aldus de heer Terpstra,
maar deze molen heette De Kroon. Ze
stond aan de zuidzijde van het Nieuwe
Kanaal. Wie nu op Schilkampen staat, kan
nog heel goed zien waar de molen heeft
gestaan, want aan de gevel van het oude
fabrieksgebouw van Halbertsma prijkt
nog altijd een fraai gebeeldhouwde kroon,
waaronder in gouden letters nog de aan
duiding De Kroon is aangebracht waar
schijnlijk om alle misverstanden over het
afgebeelde te voorkomen.
De molen op Kleyenburg, aan de noord
zijde dus van het Nieuwe Kanaal, was
volgens de heer Terpstra van de firma
Smilda en Van der Wal. Ook dat was een
oliemolen, die omstreeks 1916 door het
vuur van een felle brand werd verteerd.
De derde molen van het plaatje tenslotte
moet een gewone watermolen zijn ge
weest. Ze is duidelijk kleiner dan haar
beide buren en is ook niet op zo'n hoog
voetstuk geplaatst. Maar ook dit schil
derachtige baken in het landschap heeft
al lang geleden het loodje moeten leg
gen. Van de talloze molens, die hier een
eeuw geleden hun wieken nog lieten
wentelen, staat er geen enkele meer over
eind.
FENNO L. SCHOUSTRA