UJaar een oud grachtje werd gedempt... Uit grootmoeders ansichtenalbum 9 IWUMI. xt-df* A JM.&AAt&£$g ''AifotVA*/. Met het verhaaltje in het augustusnum mer over de tijd „toen onze grachten nog vol scheepjes lagen" heb ik hoe kon het ook anders heel wat reacties geoogst. Hoewel het woord „dempen" er niet in werd gebruikt, hebben verschil lende lezers er terecht mijn afkeer tegen het dichtsmijten van stadsgrachten uit geproefd en het was over dit onderwerp, dat mij verscheidene brieven, telefoon tjes en opmerkingen van de-man-op-de- straat bereikten. Opvallend daarbij was het, dat de duide lijke tegenstanders van het dempen van de grachten ver in de minderheid bleven, waarbij ik evenwel onmiddellijk moet opmerken, dat in de meeste gevallen kreten als „dempen die boel" en „waar om nog langer in de stank, als het niet hoeft" van argumenten bleven gespeend. Met een simpel gestelde oplossing van het grachtprobleem, die de heer J. de Vries van de Voorstreek aan de hand wou doen („al het water dempen, dat binnen de buitengrachten ligt") schieten we dan ook niet veel op en ook voor een advies als dat van de heer L. Koop- mans, Achter de Hoven („de Nieuwestad overkluizen en tussen de walmuren par keerplaatsen maken") kopen we niet veel. Overigens had ik het vraagstuk van het al of niet dempen van onze grachten niet aan de orde gesteld en veel inte ressanter was dan ook een reactie van de Leeuwarder chirurg dr. J. A. Brons, die me attendeerde op een zinsnede over de Leeuwarder grachten in het dagboek van Albrecht von Haller. Von Haller was een vermaard Zwitsers geneesheer, anatoom, fysioloog en plant kundige. Hij leefde van 1708 tot 1777. Hij was in Leiden leerling van Boerhave. Zijn ervaringen tijdens zijn verblijf in Holland vinden we terug in het dagboek „Haller in Holland", dat het vorige jaar in druk verscheen. Von Haller schrijft daarin, dat hij op 20 en 21 juli 1726 de stad Leeuwarden (Leu- waarden) met een bezoek vereerde. Van de vier waarnemingen, die hij aan het eind van de eerste dag de moeite van het noteren waard vond, interesseert ons deze het meest: dat de grachten er diep waren enstonken „Die Graff ten sind tief und stinkend". Ook toen, twee en een kwart eeuw geleden, stonken ze dus al Von Haller heeft het goed ge roken! Aardig is ook, wat Von Haller aan z'n dagboek toevertrouwde na de tweede dag van z'n bezoek. Het gaat niet over de grachten en we verliezen er het con tact met ons onderwerp wat mee, maar waarom zou ik het wèl mogen weten en u niet? Von Haller heeft dan het Paleis (op het Hofplein) en het Stadhuis gezien en hij zag juist prinses Maria Louise, Marijke Meu, de weduwe van Johan Willem Fri- so, die vijftien jaar eerder bij de Moer dijk verdronk, de kerk verlaten. Ze zat alleen in een met twee paarden bespannen koets en ze werd slechts ge volgd door een tweede rijtuig met dames erin. Von Haller vond haar „alt und nicht schön". De lijfwacht, schreef hij in het dagboek, bestond uit rond 300 man, die de prinses begroetten met vliegende vaandels en slaande trom. Wanneer we aannemen, dat Von Haller Marijke Meu langs de Eewal heeft zien rijden, dan moet de prinses bij het pas seren van deze straat een aardiger stukje stedeschoon hebben gezien, dan wij er nu kunnen bewonderen. Toen was de Ee wal immers werkelijk nog een wal en werden deze straat en de Wortelhaven nog doorsneden door het water van de Ee. Op geen enkele prentbriefkaart in grootmoeders ansichtenalbum is dat wa ter nog te zien, want voor de komst van de prentbriefkaart was de gracht hier al gedempt. Maar dat deze straat het met een grachtje aardiger zou doen dan nu, leren ons deze twee oude kaarten wel. De ene, waarop het water wel heel sprekend ontbreekt, is uitgegeven door J. M. Schalekamp uit Buiksloot, de andere met de jeugd-van- toen er op bracht de Leeuwarder boek handelaar R. van der Velde op de markt. FENNO L. SCHOUSTRA

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1959 | | pagina 9