13 ren niet laten. Na de achtste klasse van de lagere school was er nog wel de Lagere Handelsschool, maar daarna werd zijn kantoorarbeid een volkomen fiasco. „Hoe die aardige mensen op het kantoor van de ijzerhandel Hartelust het nog an derhalf jaar met me uitgehouden hebben is een raadsel" zegt Bouke nu. Toen hij op zekere dag met een blij gezicht en de koning te rijk thuis kwam en zijn ouders vroegen „wat is er nou?" was zijn bijna juichend antwoord: „Ik heb ontslag ge kregen!" En nog harder juichte Bouke toen hem daarna eindelijk werd toege staan louter en alleen te tekenen en te schilderen. „Het grote verschil met nu is dat je toen als jong kunstenaar tussen ouderen, zoals Elsinga en Ids Wiersma, volkomen alleen stond. Er waren geen andere jongeren in Friesland zoals nu, die uit liefhebberij of als beroep de Kunst gekozen hadden. De enige overeenkomst met vroeger is, dat het beoefenen van beeldende kunst een vallen en opstaan is. Als uitzonde ring zijn er natuurlijk jongelui, die dade lijk „niveau" hebben, zoals Piet van der Hem in zijn jonge jaren." „Zo was het echter bij mij niet", zegt Bouke. „Ik moest heel gewoon van begin af aan alles leren, te beginnen met het tekenen naar de natuur. Bij een volgende tekening trachtte ik deze beter te maken dan de vorige. Zo was het met het schil deren ook. Natuurlijk werd met een stil leven begonnen. Als maar studies wer den gemaakt en alle dagen maar weer opnieuw proberen. Later volgde dan het landschap: veel moeilijker was dit, omdat de belichting voortdurend veranderde. Het portrettekenen en -schilderen begon met een zelfportret." Bouke schilderde vroeger bijzonder pre cies, later werd zijn werkwijze vlotter. De jaren voor de oorlog werd dit met een bredere kwast en gedurlder werken aangewakkerd door de bewondering voor de Vlaamse schilder Permeke en de Ne derlander Chabot, die de tuben op het doek leegknepen. Niet alleen hun manier van schilderen wekte Bouke's interesse, ook hun willen uitdrukken van de sterke gebondenheid van de mens aan de natuur en hun meer in het landschap willen zien dan een oppervlakkige blik toont. Kort om, Van der Sloot junior was voor het expressionisme gewonnen. „Het was met de verkoop voor de oorlog niet best", vertelt Bouke. „Wel kwamen er af en toe mensen aan huis om wat te kopen en waren er tentoonstellingen waar wat van eigenaar verwisselde, ook hielpen enkele opdrachten voor kalen derbladen en illustraties voor Friese tijd schriften wat. Toch was het voor de broodschilder altijd sappelen. In uiterste nood moest men dan wel de handel voor tien gulden een schilderij laten. In de oorlog werd het gelukkig een stuk beter. Men verkocht gemakkelijker en niet meer tegen schandelijke prijzen. Via het kunsthandeltje van Bartele de Boer, op de hoek van de Nieuweburen, zijn er heel wat schilderijen verkocht." ,,Ook veranderde er langzaam maar zeker in de loop der jaren iets in de waardering. Vroeger had men b.v. voor recensies in de bladen geen afzonderlijke verslaggever. Na de oorlog vooral is het klimaat voor de beeldende kunstenaar schilderd, leuk van opbouw en niet stijf in de wijze van doen is, genieten. Af en toe trekt me echter het moderner werk zo sterk, dat het realistische me maar matig interesseert." „Voor opdrachten moet men meestal tekenen en schilderen, zoals het werke lijk is. Al doende werk ik er met plezier aan. Ik schilder en teken graag buiten. Je hebt er gauw aardige ontmoetingen Bouke van der Sloot heelt veel Friese dorpen getekend en geschilderd. Een tekening zoals deze van Ooster-Nijkerk bij Dokkum, geelt, behalve het dorps- bouw-karaktereen beeld van de rust en het wel wat saaie leven op het Friese platteland. Bouke heeit gestreeld naar een eenvoudige en strafie tekening der dingen. De vormen der wolken zijn aangepast aan die der huizen. De strakheid van het geheel wordt prettig gebroken door de vrijere vormen van mens en dier. beter geworden. Niet alleen wordt er werk van ons door provincie en gemeen te aangekocht, worden er ilinke bedra gen uitgetrokken voor toegepaste kunst en krijgen wij financiële steun als de verkoop niet lukt, maar wat belangrijker is: er kwam meer culturele belangstel ling. Vroeger beschouwde men een kun stenaar als levend aan de rand der sa menleving. Nu worden wij veel meer in de gemeenschap opgenomen." „Ik houdt echt van mooie schilderijen, zoals ik van mooi antiek, mooie concer ten en fraaie marionetten houdt", zegt Bouke. „Soms kan ik van een natura listisch schilderij, wanneer het goed ge en beloningen voor je naarstig bezig zijn in de vorm van thee, koffie en soms wel eens soep. Toch moet men met dat buiten-werk oppassen. In het voorjaar zat ik laatst in een weiland bij Goutum te schilderen toen ik plots op de vlucht moest voor een horde koeien, die in wilde slagorde op me afkwam. Gelukkig kon ik nog over een hek komen, maar het schilderspul was kapot en het zadel van mijn fiets zo goed als opgegeten. Bouke heeft zich tot nu toe tot de zui vere teken- en schilderkunst bepaald. Aan muurschilderingen enz. waagde hij zich nog niet, hoewel hij vindt dat het meeste op dit gebied gemaakt niet boven zijn krachten gaat. E. K.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1959 | | pagina 13