Het
Brand jek looster
kreeg
bezoek van de fotograaf
Uit grootmoeders ansichtenalbum
westad twee kaarten uitgegeven van
het Brandjeklooster, waarop we niet
alleen de zakformaathuisjes van dit
hofje, maar ook nog enkele bewoon-
sters-van-toen kunnen zien.
Wanneer een verzamelaar van prentbriefkaarten van Leeuwarden een klein beetje
wil meedoen, zal z'n collectie minstens een paar duizend verschillende exemplaren
moeten tellen. Maar dat betekent nog niet, dat hij met zo'n aantal het hele grond
gebied van het oude Leeuwarden bestrijkt. Er zijn verscheidene straten en vooral
sloppen en stegen, waaraan nimmer de eer te beurt viel te worden vereeuwigd voor
een prentbriefkaart.
De Kruisstraat, de Bagijnestraat, de Sint
Anthonystraat, het Droevendal, het Mo
lenpad, de Vonkebuurt, de Korstbij ter-
steeg en reeksen andere, smalle doorgan
gen in de oude binnenstad werden bij
mijn weten nooit door de ansichtenfoto
graaf bezocht en de weinige foto's, die er
van deze straten en straatjes van veertig,
vijftig jaar terug bestaan, hebben actieve
amateurfotografen ons nagelaten.
Hoe ze er dus precies uitzagen, de
Kalvergloppe, de Bargejagerssteeg,
het Krommejat, het Oranjeklooster,
de Modder, de Krimp, de Kaatsbaan
en de Hillemasteeg weten alleen de
ouderen onder ons, in wier herinne
ring misschien een vaag beeld van
deze bewoonde buurten is blijven
hangen.
Wanneer we niet uitkijken en wat al te
zuinig zijn met ons fotomateriaal, kan
over een halve eeuw hetzelfde gezegd
worden van tal van straten en buurten,
waar op dit moment nog mensen wonen.
Want welke uitgever van prentbriefkaar
ten denkt er nu over z'n fotografen te
sturen naar Werkmanslust, naar de Lin-
denbuurt, naar Pietersburen, naar het
Reigersplein of de Molensteeg, om zo
voor de vuist weg maar een aantal stra
ten te noemen, waarheen ook de vreem
deling niet direct z'n schreden richt?
Toch zijn in vroeger jaren niet alle
achterafbuurtjes aan de aandacht van
de prentbriefkaartuitgevers ontsnapt.
Zo heeft de Leeuwarder boekhande
naar R. van der Velde van de Nieu-
Het Brandjeklooster lag in het doolhof
van stegen, slopjes en gangetjes tussen
de Boterhoek en het bolwerk van de
Noorderplantage, of anders gezegd: tus
sen de witte molenaarshuisjes en de
woning van de heer Visser, de wachter
van de Oldehove.
Het bestond, net als het al lang geleden
verdwenen Oranjeklooster en het pas
enkele maanden geleden gesloopte Zalm
klooster, uit twee rijen tegenover elkaar
staande arbeiderswoninkjes.
De fotograaf, die veertig jaar geleden
een gelukkige uitzondering op de regel
maakte door z'n toestel te richten op
deze achterbuurt, trof er twee bewoon
sters in een druk gesprek, waarvan we
het onderwerp slechts kunnen gissen.
Gaat het over de margarine, die net een
cent per kilo duurder werd of soms over
die luidruchtige buur, die het 's avonds
zeer laat, na intensief cafébezoek, niet zo
nauw neemt met de nachtrust van de
buurtbewoners?
Wie het waren, deze beide schilderach
tige figuren uit het Brandsjekloaster?
Ik ben er niet achter kunnen komen.
„Die iene liekt büfrouw Visser wel, fan
Visser, die't in een keespakhüs werkte"
dacht Johannes Gutman, die zelf al een
mensenleven lang in deze buurt heeft
gewoond en vroeger op Morrema's lijn
baan werkte. „Büfrouw Visser, mar see
ker weet ik 't niet."
Van de andere prentbriefkaart is de uit
gever niet bekend. De foto ervoor is veel
later dan die van het Brandjeklooster ge
maakt en voor het geval u het huisje
nog niet mocht hebben herkend: het
stond vóór het Brandjeklooster op de
hoek van de Boterhoek.
De witte plekken links zijn de opgangen
naar de Noorderplantage, de ruimte
rechts ontstond, toen een tweelingzusje
van het hier afgebeelde huis van ouder
domszwakte door de knieën ging.
Verder blijkt bij aandachtige beschou
wing de straat Voor het woninkje, dat er
bij staat als een eenzaam achtergebleven
kies in een tandeloze mond, blank van
het water te staan.
Het plaatje is kennelijk na een zware
regenbui gemaakt; wie z'n oren spitst
kan trouwens het water nog van het bol
werk naar beneden horen ruisen.
FENNO L. SCHOUSTRA