5 van b. en w., eventueel in een interpel latie in de raad. Maar op dit gebied ge beurt er vrijwel niets; de halfbakken cri tici zoeken deze weg blijkbaar niet, maar bestoken het gemeentebestuur liever uit de hinderlaag der desgewenst ook nog anonieme ingezonden stukken.... Daarom geloven wij, dat de meeste kri tiek niet voortkomt uit zakelijke bezwa ren, maar uit rancune. Met de toeneming van de overheidstaak groeit het aantal raakpunten tussen overheid en burgerij. En waar raakpunten zijn, daar ontstaan botsingen, misschien door onbegrip, vaak door het feit, dat de overheid nu eenmaal niet allen hun zin kan geven. In het conflict delft de burger doorgaans het onderspit, omdat hij ongelijk heeft en on getwijfeld ook wel eens omdat hij zijn gelijk niet op de juiste plaats en de juiste manier weet te bepleiten. Dit laatste kan, bij de toenemende ingewikkeldheid van de ambtelijke machinerie, gemakkelijk voorkomen en er is alle reden voor de veronderstelling, dat men in ambtelijke kringen niet altijd het juiste begrip heeft van wat „service'' dient te zijn. Het beeld van de ambtenaar, die al neen schudt voordat hij weet wat hem wordt ge vraagd mag gechargeerd zijn, er doen zich waarlijk wel gevallen voor waarbij met enige voortvarendheid en behulp zaamheid ernstige moeilijkheden zouden kunnen worden voorkomen. Gebeurt zo iets in het particuliere bedrijfsleven, dan gaat de ontevreden klant naar de con currentie, maar de overheid heeft geen concurrenten. Dit kan de overheidsdie naar het gevoel geven een machtspositie te bezitten, die het voor hem niet nodig maakt „tot volle tevredenheid zijner cliëntèle" werkzaam te zijn. De teleurge stelde en, door het ontbreken van een uitweg, weerloze reageert echter zijn wrevel op een andere manier af en is geneigd zijn ervaring te projecteren op het gehele gemeentelijke beleid, waarvan dan ook niets meer deugt. Het is dus niet verwonderlijk, dat er veel kritiek en vooral veel ongefundeerde kritiek op de gemeentelijke overheid wordt geuit. Het geringe gewicht daar van blijkt uit de geringe weerklank, die deze bezwaren krijgen op de plaatsen, die daarvoor organisch zijn bestemd: vooral de gemeenteraad. Maar het is deson danks een verdrietige zaak, vooral in een tijd waarin de burgerij van Leeuwarden zou kunnen meehelpen het aanzien van haar stad te vergroten door zeil te be ginnen reeël tegenover haar woonplaats te staan. Niet alleen omdat dit de kritiek naar de omvang zou doen inschrompelen (en dan zal er „op niveau" heus nog wel wat overblijven), maar ook, omdat wij moeten oppassen, dat als het zonderling ste en zorgelijkste tekort van Leeuwar den niet de negatieve mentaliteit van de eigen bevolking wordt beschouwd Niet alleen als winterplaatje verdient deze toto de aandacht. Achter de rug van het meisje, dat de eenden en gan zen voert, ziet u namelijk het tiliaal van de openbare leeszaal in het Julia- napark, dat op zaterdag 23 januari is geopend. wordt behandeld? Of is hun opinievor ming gebaseerd op het oordeel van de praatjesmakende goegemeente? Het al gemene gebrek aan serieuze maatschap pelijke belangstelling is een droef hoofd stuk apart, dat hier ongeschreven mag blijven Toch is de kritiek op het gemeentelijke beleid menigvuldig en vaak zuur, sarcas tisch of zelfs honend van toon. Er is maar weinig zakelijk besef nodig om te ont dekken, dat de naarste kritikasters door gaans ten strijde trekken zonder zich te wapenen met een minimale hoeveelheid feitenkennis. Een merkwaardige klasse dezer lieden pleegt het geprangde ge moed te luchten in de rubriek der inge zonden stukken van de „Leeuwarder Courantdie merkwaardige vergaarbak van ongare meningen, die in gedrukte staat de schijn van pure wijsheid heb ben. Onverklaard is nu nog wat de oorzaak is van de aanzienlijke omvang van de kritiek, die het gemeentebestuur van Leeuwarden heeft te verduren, maar die men ook elders in de verhouding tot de overheid ontmoet. Het eenvoudigste ant woord lijkt: omdat er zo veel op het stadsbestuur valt aan te merken. Wij ge loven, dat dit een schijn-argument is en het peil van tal van minder prettige op merkingen over het gemeentelijke beleid wijst er onmiskenbaar op, dat men in belangrijke mate kankert om derwille van het kankeren. Zou het college van burgemeester en wethouders in allerlei opzichten falen, dan moest dit onmisken baar in de gemeenteraad tot uitdrukking komen. En zou de gemeenteraad in dit falen betrokken zijn, dan moet daarvan toch iets blijken bij de raadsverkiezin gen. In feite regeren wij onszelf en we staan allerminst onder het bewind van een regentenkaste. Praktisch nimmer komt kritiek op het gemeentebestuur terecht waar zij hoort: in de raad. Elk bezwaar kan uitmonden in schriftelijke vragen van een raadslid aan het college

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1960 | | pagina 5