Van het Stadhuiskoepeltje Als er één schaap over de dam is, dan volgen er meer. De belangstelling voor het noorden van het land is de laatste tijd merkbaar aan het toene men en dit manifesteert zich ook en in het bijzonder in Leeuwarden. Bo vendien hoeven we het niet uitsluitend te hebben van degenen, die van elders (in binnen- of buitenland) het oog op Leeuwarden richten. Ook de hier ge vestigde industrie breidt zich „geruis loos" uit en begint nieuwe initiatie ven te ontplooien. Bij alles wat tot dusver is gebeurd, heeft zich inmid dels wel duidelijk gedemonstreerd, dat men in Leeuwarden vooral op „groot wild" jaagt en dat is niet zo gemak kelijk afdoende onder schot te krijgen. Daarmee is ook wel de schijnbare ach terstand, die een tijdlang tot pessi misme aanleiding kon geven, ver klaard. Er is reden tot verheugenis over wat nu is bereikt en er is reden tot optimisme over de toekomst. Maar met „industrieën vangen" zijn we er niet. Meer industrie betekent meer mensen en daardoor wordt de nood zakelijkheid geboren van een totale schaalvergroting der gemeentelijke voorzieningen. We komen er'niet, wan neer we zoetjesaan door blijven sukke len met onze obligate woningbouw- contingentjes, die berusten op een re kenkundige formule, waarmee men al les objectief kan regelen, maar de rea liteit camoufleert. Wanneer straks in allerlei dorpjes in Friesland de huizen staan, die de voormalige bewoners de zer dorpjes vergeefs in Leeuwarden zoeken, dan is daarbij niemand gebaat. Wie zo redeneert, wordt gemakkelijk beticht van een neiging het platteland nog meer achter de stellen bij de stad, maar we zijn nu eenmaal bezig de weg van een verdergaande industriële concentratie in te slaan. We aanvaar den dit, zelfs al zien wij plaats voor bezorgdheid voor de sociale aspecten van deze ontwikkeling, die voor Leeu warden tot de prognose leidt, dat Leeu warden in 1980 zo'n 110.000 tot 120.000 inwoners zal hebben, tegen nu ruim 80.000. En dan staat Leeuwarden voor een grote taak. Niet alleen het gemeen tebestuur, maar de gehele bevol king, die de invloed zal ondergaan van deze ontwikkeling. Duidelijk is dit bijvoorbeeld het geval met de kleinhandel en de andere verzor gende bedrijven, die zich dienst baar zullen moeten maken aan een groter aantal klanten. Om al deze redenen is het goed, dat we een nieuwe Kernweek krijgen, die spe ciaal op de eigen bevolking is ge richt. Want reder dient een open oog te hebben voor de mogelijkhe den van de toekomst en ook voor de moeilijkheden, die gemeen schappelijk overwonnen zullen moeten worden om deze mogelijk heden op te vangen. Een aardig panorama van de binnenstad krijgt men, wanneer het koepeltje van het Stadhuis als gezichtspunt wordt gekozen. Deze twee toto's geven dit beeld in twee richtingen. De bovenste vertoont het begin van de Eewal, mét links de ingangen van de Beijerstraat en de Kleine Hoogstraat. Hoog boven de daken troont op de achtergrond het dak met de koepel van de Grote Kerk. De ioto beneden laat het Raadhuisplein met de ingang van de Weerd zien. De huizen aan het Raadhuisplein, die hier aan de schaduwkant staan, zijn grotendeels bij de gemeente in gebruik. Op de hoek van de Weerd is het Bureau Huisvesting (ingang bij het bordesje) en daarboven zijn de kamers van de wethouders Tiekstra, Vellenga en Pols. Het pand naast Huisvesting herbergt (beneden) het bureau van de Gem. Voorlichtingsdienst.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1960 | | pagina 5