W. WIERSTRA TH.ZN,:
iSt&dcje noten
de grote man van de Leeuwarder Griezelkelder
DIE WE ALLEN KENNEN
13
„Laast ha'k hier een groepke meis-
kes in 'e kelder. Toen suu'k het
schavot even demonstrere met
Sierk Smijts, die sien fader ver
moord hèt. Mar och heden, daar
skiet mie het touw uut 'e hannen,
de valbiel suust naar beneden en
wudt Sierk Smijts nou niet echt
onthoofd! Toen hè'k er mar een
flinke klodder rooie menie op
smeerd en sinds die tied leit die
kop er in een bakje saagsel los bij."
Dit mooie verhaal hoorden we van
de heer W. Wierstra Th.zn., de di
recteur en conservator van wat als
een hele mondvol op z'n briefpa
pier staat: Eerste Leeuwarder Grie
zelkelder annex Oord der Historie
en Gevangenismuseum of Wassen
beeldenkabinet aan het Heeren-
waltje.
Al ettelijke malen is deze meneer
W. Wierstra Th.zn. sinds de vesti
ging van zijn bloedige bedrijf in
onze stad in het nieuws geweest,
want wat hij in navolging van de
in Londen beroemd geworden Ma-
damme Tussaud voor Leeuwarden
wou doen, bleek bij de heren jour
nalisten wel aan te slaan: het tot
nieuw leven wekken van sinistere
figuren uit Frieslands historie, die
eens onder beulshanden het leven
lieten.
Zo bracht hij in zijn donkere en
sombere keldergewelven de beul
en de bandiet bijelkaar en laat hij
nu zien, hoe de moordenaar stierf
aan de galg en de verkrachter on
der de bijl.
En met enige fantasie zal de ont
stelde toeschouwer zich kunnen
voorstellen, wat voor individuën
dit zijn geweest, die Pieter Sakes
Weynma van Wieuwerd, die zijn
jonge vrouwtje met rattenkruid om
het leven bracht en die Dirkje
Dirks van Oosterbierum, die haar
beide babies verdronk in een re
genwaterput.
Maar wie is eigenlijk die W. Wier
stra Th.zn., in wiens brein het idee
van deze vreemde vertoning ont
stond? Wel, voor zover we het nog
niet wisten, heeft hij het ons zelf
verteld.
Wiebren Wierstra Thijszoon, een
rasechte Liwadder („ma'k wel Li-
waddes prate, menheer?") werd de
eerste juni 1916 als zoon van een
goud- en zilversmid geboren in een
huisje Achter Tulpenburg, dat er
nu niet meer staat. Hij bracht zijn
jeugd door in de buurt van het nu
eveneens verdwenen Ritsumastraat-
je tussen Galileër Kerkstraat en
Gedempte Keizersgracht. „Daar
speulde ik altied met Anneke Pa
ter fan 't Dokkumer lokaaltsje,
weet u wel?"
Zestien jaar oud, in 1932 dus, kwam
hij tot bekering en stak de heer
W. Wierstra Th.zn. zich in het uni
form van het Leger des Heils. Van
die tijd af is hij voor de Leeuwar
ders een bekende figuur in de stad.
Met al zijn enthousiasme wierp hij
zich op tal van taken tegelijk: hij
was bij de zangbrigade, hij mar
cheerde mee in het muziekcorps
en bespeelde de kleine trom, hij
was corpscadet, hij werd leider van
de welpenhorde en later ook
onderwijzer van de zondagsschool.
Het was een gelukkige tijd, waar
aan een jammerlijk einde kwam,
toen bleek, dat het grote ideaal
van de heer W. Wierstra Th.zn.
niet in vervulling kon gaan: om
zijn kleine gestalte werd hij afge
wezen voor Heilsofficier. „Toen
bin'k foor mie self begonnen, a'k
het so even segge mag".
Dat was in '39 en de heer W. Wier
stra Th.zn. pakte de zaken direct
weer energiek aan. Hij verzamelde
een groep van een vijftig geest
verwanten om zich heen, die het
hem mogelijk maakten in de vrije
evangelisatie werkzaam te zijn,
zonder dat hij gebonden werd aan
een kerkeraad: „ik bleef mien eigen
baas."
Een drukke tijd brak nu aan. Voor
al daar, waar de nood het meest
in het oog sprong, bracht de jonge
evangelist het Woord: in de slop
pen en stegen in de schaduw van
de Oldehove en in de logementen,
die we toen nog in de Boterhoek,
in het Sint Jobsleen en in het Heer
Ivostraatje konden vinden.
„Op een keer kwam een van die
zwervers uut het Lüzehotel van
Aaltsje van der Brug met tranen in
'e ogen op mie af. Broeder, zei
die, ik hew nou bidden leerd en
as ik nachs op bed leg, denk ik
alleen mar an die preken van u!
Dat binne dan mooie mementen,
menheer!"
Maar ook in de ziekenhuizen was
de heer W. Wierstra Th.zn. in deze
tijd een geregelde gast en menig
maal „ja, twee en vieftig keer!"
leidde hij een begrafenis.
Brood en tomaten
En wie herinnert zich de heer
W. Wierstra Th.zn. niet als de klei
ne prediker van het Waagsplein?
Elke zaterdagmiddag vond hij hier
een groot gehoor en. „elke keer
wudde ik daar met oud brood en
tomaten gooid. Och man, soms zat
ik onder de ouwe bólle."
Vier jongens deden dat, altijd de
zelfden, maar ze hebben tijdig het
onjuiste van hun euveldaden in
gezien. „Op een keer seit een van
die knapen: Wanneer preek jou
weer? As de tomaten riep binne,
antwoordde ik. En weet u, wat ie
toen sei? Nou, we gooie nooit weer,
want daar hewwe we so'n spiet
fan. En.... 't binne mien beste
dienstknechten wudden, want in-
plaats fan met brood te gooien,
brachten ze mien orgeltsje weg.
En toen 'k jarig was, kwamen ze
mie opzoeken en brachten een ka-
dootsje met!"
In de oorlog werd de heer W. Wier
stra Th.zn. door de Duitsers voor
het uitgeven van zijn illegale kran
tje De Straatprediker in de kraag
gepakt, maar ze lieten hem geluk
kig weer gaan, waarna hij met toe
stemming van de procureur-gene
raal zijn bovengrondse werk
kon voortzetten.
Omstreeks 1950 werd de heer W.
Wierstra Th.zn. bij de Baptisten
gedoopt en vier jaar later kwam
zijn naam op de sprekerslijst te
staan. Op tal van plaatsen, ook
buiten Leeuwarden, heeft hij toen
gepreekt, maar een prettige episo
de in z'n leven werd het niet.
„Nee, ik hew er nooit graag weze
maggen. Ik bin een vrijbuiter, men
heer. En ik bin self oek niet so
kerks. Er is al soveul steen foor
de kerken bruukt en waarom?
Want weet u, wat het is? Je hart is
de kerk; je hart, daar komt de
goedheid en de slechtheid weg."
Na de onvermijdelijke breuk met
de Baptisten Gemeente, brak voor
de heer W. Wierstra Th.zn. de pe
riode van het griezelen aan. In het
voorjaar van 1958 opende hij in
het hoekhuis van de Tweebaks-
markt en de Koningsstraat zijn
„Eerste Leeuwarder Griezelkelder"
en ongedacht groot werd zijn suc
ces.
Met het aantal kijklustigen groeide
de zonderlinge verzameling en al
heel gauw stonden de dieven en
de moordenaars om zo te zeggen
bij de muren op. Er moest dus al
De heer W. Wierstra Th.zn.
is niet zomaar een gids.
Het betoog, waarmee hij zich tot
z'n bezoekers richt is zonder meer
bijzonder boeiend te noemen.
De heer W. Wierstra Th.zn. met
een vervaarlijk steekwapen in z'n
handen gefotografeerd voor zijn
(oude) griezelkelder in de Konings
straat.
spoedig naar een grotere bedrijfs
ruimte worden uitgezien. Die vond
de energieke griezelman in de kel
ders van een pand aan het Heeren-
waltje, waar nu in de schaars ver
lichte spelonken een naar volledig
heid strevende collectie moord- en
martelwerktuigen en een troep
wassen beelden als eerloze schur
ken worden uitgestald.
Als een geestdriftig explicerende
gids gaat de heer W. Wierstra
Th.zn. dagelijks met dit geboefte
om en maar eenmaal in de week
ontvlucht hij zijn onheilspellende
kelders en stapt dan op de trein
naar Sneek.
,,Daar geel ik les in 't spreken in
't openbaar. Vier. kesisten hè'k er
nou: een onderwizer, een opzich
ter, een vertegenwoordiger en een
zakeman, dus oek wel meensen,
die wat te betekenen hewwe in 'e
maatschappij, 't Is oek mooi werk
hoor, mar mien griezelkelder gaat
toch boven alles die suu'k niet
graag weer kwiet wille; nee, heus,
menheer: daar lééi ik ioor!"