Reederij Stanfries Y.V. ai TWAALF LEEUWARDER BEDRIJVEN 5 oen er n09 9een straaljagers over Leeu warden donderden, noch personen- of vracht vervoer per motor langs de wegen zoefde, was onze goede stad tóch het middelpunt van ver keer en goederenbeweging. Het had immers water. Water in talrijke kanalen en grach ten. Als we mopperend voor een opengedraaide brug staan, vergeten we te gauw dat dit het aangewezen verkeer van vroeger was naast de snelle en minder snelle paardentractie langs de landweggetjes. Het vervoer te water is al heel oud. Getrokken door man of paard, voortgestuwd door wind kracht in het strak gespannen zeil, met zwarte rookwolken die uit een pijp opstegen of voort bewogen door een puffende motor de sche pen kwamen binnen, laadden en losten en keer den terug naar hun basis van afvaart. Welke goede nederlandse stad zou geen water hebben en dus ook geen vervoer-te-water! Bekend bij jong en oud in Leeuwarden zijn de schepen van de rederij „Stanfries" elke rechtgeaarde Fries weet waar deze naam van daan komt: het „Wy Friezen knibbelje allinne foar God" (voor de import-Leeuwarders verta len wij even: „Wij Friezen knielen alleen voor God") zou door Gemme van Burmania zijn ge zegd bij de inhuldiging van Filips II in 1555, toen van allen, die trouw zwoeren, de knieval verlangd werd. In de eerste helft van de achttiende eeuw, toen dus alles nog zeilend over 't water ging, was er het handelshuis Saint-Martin in Rotterdam, dat o.a. vlas en lijnzaad afkomstig uit Fries land, met het buitenland verhandelde. De beurt schippers hadden dikwijls geen ruimte genoeg en dus ging Saint-Martin met eigen schepen varen, die op den duur ook andere handels waar vervoerden. Dat was in 1855, de schepen waren stoomschepen, want de zeilschepen de den soms drie a vier weken over een retour vaart RotterdamLeeuwarden. De eerste sche pen heetten de Leeuwarden I en II. Door deze vluggere schepen kregen de beurtschippers het zo moeilijk, dat zij ophielden met de vaart op Rotterdam, zij bleven echter varen op Amster dam. Toen de Amsterdammers echter ook gin gen werken voor een eigen, vluggere beurt vaart, sloegen een aantal Friezen de handen ineen en kwam in 1898 tot stand de „Leeuwar der Stoomboot Maatschappij", die de Stanfries I en II in de vaart bracht, schepen gebouwd vol gens voorschriften van oude beurtschippers. Overmeer's hout, het graan van Feenstra, Har- telust's ijzer en de thee en koffie van Dijkstra waren nu zeker van vervoer, want het waren vooral deze kooplieden die de stoot gegeven hadden tot de oprichting. Een twintig jaar eerder was de „Friesch-Noord- Hollandsche Stoomboot Maatschappij" opge richt en nu kwam er tussen de twee maatschap pijen een nare concurrentiestrijd, die gelukkig door gezond verstand werd beëindigd: men ging samenwerken en kon zeven stoomboten in de vaart brengen, zodat er een dagdienst op Amsterdam kon worden onderhouden, terwijl meteen de Zaanstreek werd bediend. De naam veranderde in „Nieuwe Leeuwarder Stoomboot Maatschappij" en na enige tijd werd een fusie aangegaan met Saint-Martin en na herdoping kwam de „Scheepvaart Maatschappij Holland Friesland" uit de bus, die in 1924 een onderdeel werd van Verschure en Co's Algemeene Bin- nenlandsche Stoomvaart Maatschappij. De lijn op Leeuwarden kreeg de naam N.V. Reederij Stanfries en men ging ook het vervoer met vrachtauto's doen. Later kwam er nogmaals cies aan de overzijde van het IJsselmeer was begonnen. Natuurlijk zijn ook schepen door de bezettende macht ten eigen bate gevorderd. Maar groot was de vreugde voor leiding en bemanningen van de Stanfries-schepen toen zij als eersten het Zweedse brood naar „Holland" konden vervoeren! De schepen met de zwarte schoorsteen, waar omheen de blauw-gele band, lagen eerst aan de Oostergrachtswal bij pand 27, daarna ver huisden zij naar de zuidzijde van de Willems kade dicht bij de-weemarkt, tegenover het kan toor van Saint-Martin dat daar toen was ge vestigd. Tegenwoordig weet elkeen hen te vin den aan de noordkant van de Willemskade. De stadskleuren van Leeuwarden vindt men ook terug in de rederij-vlag en op de vrachtauto's. Momenteel beschikt de S.B.S. over 85 motor- De loto van de „Stanfries 1"liggend aan de Oosterkade, werd omstreeks 1910 gemaakt. Voor de stuurhut staat, in zijn witte overhemdsmouwen, kapitein Jacob Kooistra. verandering in de leiding, ditmaal werd het de Reederij Van der Schuyt-Van den Boom-Stan fries, oftewel S.B.S. De ouderen onder ons herinneren zich nog goed welke goede diensten de Stanfries-schepen in de oorlog met het vervoer van voedsel heb ben verleend. Eenvoudig en ongevaarlijk was dat niet hoe dikwijls werden niet schepen beschoten van uit de lucht, hoe dikwijls werd niet gelast de gehele voedsellading te lossen, nog vóór de reis naar de hongerende provin- en lichterschepen, tezamen 14.000 ton en 200 vrachtauto's, trekkers, volgwagens en opleg gers, tezamen een laadvermogen van 1200 ton. Er is een dagelijkse boot- en autoverbinding met Amsterdam en Rotterdam. Jammer genoeg vindt men de naam „Stanfries" niet meer op de schepen, namen als „Boorn", „Tsjerk Hid- desz", „Tjonger", enz. moeten het publiek in lichten over de band met Friesland. M. J. VAN "HEEMSTRA

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1961 | | pagina 5