rnx-^m
z.
de beheerder
van de
Kinderboerderij
sSt&dcjenoten
:,CM
lifei
I6B6SB9&.
DIE WE ALLEN KENNEN
De geit
9
Julian Ombelet
j de leeftijd van de stadgenoten-die-we-allen-kennen gewoonlijk
gauw boven de vijftig, zestig liggen, de bekende stadgenoot, die vandaag
in deze kolommen onze gast zal zijn, haalt de veertig nog niet. Het is
een nog jonge man derhalve, die als kostbaas met een bijzondere zorg
zijn vele kostgangers omringt en wiens betrekking stellig door honder
den Leeuwarder jongelui wordt gezien als het grootste ideaal, dat door
een man kan worden bereikt.
Deze gast met die begerenswaardige baan is de heer Johan Ombelet, de
beheerder van de Kinderboerderij, een man met een aangeboren liefde
voor het dier, die een jeugddroom in vervulling zag gaan en wiens
hobby, nu een jaar geleden, plotseling omgebogen werd tot zijn beroep.
Gedurende het melken van de koeien, onder het voeren van het hang-
buikzwijn en tijdens het borstelen van zijn prachtige Friese stahy heeft
hij ons met de welsprekendheid van een koopman-langs-de-weg
het verhaal van zijn eenjarige ervaring als kinderhoer verteld en haarfijn
onthuld, hoe het lot hem aanwees om na de actie voor het totstandko
men van de Leeuwarder Kinderboerderij de definitieve kinderboer te zijn.
Voor zijn naam in verband met de
kinderboerderij in de kranten kwam
was Johan Ombelet al een beken
de verschijning in Leeuwarden. Als
venter van vis voor de zaak van
zijn vader („Ik bin geboren in 'e
vis") kwam hij als jonge jongen
door de hele stad en viel hij, on
danks zijn postuur, dat altijd be
scheiden bleef, maar misschien
vooral dank zij zijn zonnige hu
meur, al bij veel stadgenoten op.
Later ,als voetballer in Rood Geel,
welke kleuren hij ook in het eer
ste seniorenelftal jarenlang heeft
hooggehouden, mocht hij zich ver
heugen in een bijzondere populari
teit en nu, na zijn aanstelling tot
beheerder van de Kinderboerderij,
zullen velen weer op een andere
wijze kennismaken met deze be
kende stadgenoot.
In het eerste begin herinnert de
heer Ombelet zich met een verma
kelijk grijnslachje ging dat vis-
Jong leven is er altijd wel op
de KinderboerderijDe klei
ne geitjes zijn nog niet zo
lang op deze wereld, maar
de grote Kinderboer kennen
ze al door en door.
venten nog met een gewone fiets
met twee emmertjes eraan. Zo, in
een kraakhelder wit jasje, zagen
de Leeuwarders hem in het begin
van de oorlog voor het eerst met
zijn zoute en zure in de straten
verschijnen. Toen de zaken zich
uitbreidden, moest de fiets plaats
maken voor een handkarretje, wat
al een grote verbetering bleek,
maar uiteindelijk kwam de bak
fiets, waarmee de heer Ombelet
ook van het visventersvak afscheid
nam.
Zijn grote liefde voor alles wat
groeit en bloeit had toen al lang
vaste vorm gekregen in een bonte
verzameling huisdieren die hij ja
renlang vertroetelde: honden en
katten, biggen, geiten en konijnen,
duiven, eenden, kraaien en eksters,
kanaries in alle kleuren, ander tro
pisch gevogelte en ook tal van vis
soorten uit binnen- en buitenland.
Een zee van vrije tijd en een flink
deel van zijn loon besteedde hij
aan deze hobby, die mede moge
lijk werd, omdat hij nimmer dronk
en ook de sigarenboer geen cent
rijker van hem werd.
Eerst had hij al dit gedierte thuis,
in de ouderlijke woning aan het
Blokkepad, dat aan het eind van
het Oldegalileën ligt, later richtte
hij, verderop aan de Dokkumer Ee,
een klein „spultsje" als dierente
huis in.
Het toeval heeft gewild, dat Johan
Ombelet het aan de diersoort, die
later de campagne voor de Kin
derboerderij zou stimuleren (de
geit namelijk in de actie „Vooruit
met de geit!") te danken kreeg,
dat op hem het oog viel, toen er
voor de boerderij een geschikte
beheerder werd gezocht.
Laten we hem zelf even vertellen,
hoe dat indertijd is gegaan.
gebeurd. Mar op een goeie dag
kom ik tuus en daar staat mie die
buurman te roepen en te skreeu-
wen, dat het niet mooi meer was.
En of ik daal'k mar helpe wü, want
die geit kreeg jongen en buurman
wist gewoon niet wat ie zag. Goed,
ik er op af nog met het witte
jaske an en vang ik daar niet
vijf levende en gave jongen bij die
geit! Nou een heel tumult, natuur
lijk ja, kan je begriepe, vijf jon
gen, een zeldzaamheid. Mooi, de
„Ik kocht es een chocoladekleurige
geit, die na een pooske zo ver-
skrikkelijk zwaar werd, da'k het
niet langer vertrouwde. Want daar
konden jongen in zitte, mar 't was
oek mogelijk, dat ie een gezwel
had in sien buuk. Nou wü een
buurman dat beest op 't avontuur
wel overnimme en dat is toen oek
krant komt er bij, fotografen, ver
slaggevers, u weet, hoe dat gaat
en toen vroeg een van die journa
listen, of het niet wat voor mij
was om beheerder te wudden van
de Kinderboerderij. Eerst dacht ik,
dat een geintje was, mar op 't
laast zeg ik, nou, zet mie mar es
op die lijst. Affijn, er gaan weken
voorbij en ik hoor er niks meer
van, tot ze op een dag bij mie
komme en vrage of ik in 'e Beurs
staan wü bij een stand van de kin
derboerderij op een tentoonstelling
van 't Fries Rundvee Stamboek,
dat toen jubileerde. Nou, dat he'k
daan en late ze mie nou tot be
heerder benoeme uut zo'n 360 sol
licitanten! En dat allemaal dank
zij die dikke geit!"
Zo is Johan Ombelet op 25 juni '60
dus aan de slag gegaan en in dit
ene jaar op deze ontmoetings
plaats van mens en dier heeft hij
al heel wat beleefd. Nog zullen er
nieuwe, nog niet eerder opgedane
ervaringen komen, maar nu al kan
Ombelet zijn mening over het vak
van kinderboerderijbeheerder pak
kend typeren: „het is werken van
's morgens vroeg tot 's avonds laat,
want dan mut je voere, dan mut
je melke, dan rattelt de telefoon
weer, dan binne er ongelukjes met
de kienders, dan is er wat met de
zeug an 'e hand en mut je de vee
arts roepe en dan komt het hele
raderwerk in beweging, dan komt
er plotseling een excursie, een
groep schoolkienders of een ploeg
verpleegsters, affijn, dan is er weer
dit en dan is er weer dat. Mar
dankbaar werk is het zeker en het
bevalt mie hier dan oek best. Ach
man, nou baron Rengers dood is,
is het baron Ombelet, wat wil je
nog meer?"
De heer Ombelet is dus baron,
boer en beheerder tegelijk; hij is
verantwoordelijk voor een goeie
Het Noorse fjordenpaard van
de Kinderboerderij is zo
mak als een lammetje. Hier
zien we de goeierd met de
heer Ombelet en diens bei
de kinderen Afke en Coen-
raad op de rug.
gang van zaken op de Kinderboer
derij, hij heeft de zorg over de
koeien, de varkens, de schapen, de
geiten, de ezels, de ponie's, de
kippen, de kuikens, de eenden, de
zwanen, de ganzen, de kalkoenen,
de pauwen, de marmotten, de dui
ven, de hond en de kat, nou ja,
over alles wat er leeft op het vrij
uitgestrekte terrein tussen het
park, waarvoor de zonet genoem
de baron Rengers indertijd de grond
aan de gemeente schonk en de
plaats, waar straks een stuk van
de nieuwe rondweg zich om de
stad heenbuigt.
Een goede verstandhouding met de
lieve jeugd is hier een eerste eis
en wat dat betreft mag de beheer
der niet mopperen. „Ik kan leze
en skrieve met die knapen en as t
mut doen ze alles voor mie. Soms
smeke ze om met te helpen, dan
gule ze gewoon as het niet mag.
Óch meneer, is 't dan, ik verveel
mie zo. Nou, oek mar weer bij het
corps diplomatique zeg je dan en
dan helpe ze wat met, tot ze weer
andere aspirasies krije, daar hè je
soms gien idee van. Overigens
hew ik een vaste hulp, een jongen
van vijftien jaar, dat is mien as
sistent. As ik ziek bin, kan hij mie
wat vervange, want een boer as
vervanger is in zo'n geval oek
gien cent weerd. Vergeet niet, dat
zo'n kinderboerderij nog wel wat
anders is, dan een gewone boer
derij!"
Om de veestapel op de Kinderboer
derij zo attractief mogelijk te hou
den, zullen er ieder jaar nieuwe
aanwinsten moeten komen, maar
zegt de heer Ombelet met een
waarschuwende vinger omhoog
„het wudt gien dieretuun met oli
fanten en dat spul. Het is in de
eerste plaats een recreatie-oord en
de kienders van de straat houwe,
dat is de hoofdzaak van de Kinder
boerderij."
Welnu, dat is het vorige jaar dan
wel aardig gelukt. „Want toen
binne we met 40.000 mensen deur
de vuurdoop gaan. U begriept dus
wel, dat we niet zo heel gauw
meer skrikke, wanneer het es op
een dag heel druk loopt met het
bezoek."
En hoe groot de toeloop van kij
kers op de Kinderboerderij in dit
tweede jaar zal zijn? De heer Om
belet heeft er nog geen flauw ver
moeden van. Maar dat er nog meer
komen dan in het eerste jaar, ver
wacht hij zeker wel.