Hoe hoog zijn onze torens?
I e oude man stond bij de bushalte op de
Nieuwestad en keek naar het verkeer. „Kijk,
die drukte", zei hij, „tien auto's die kant uit
en tien de andere. En dan de fietsers: hier naar
toe, daar naar toe. Maar lekker dringen voor
het stoplicht, allemaal vooraan willen. Denkt u,
dat dat nodig is?"
„De bus is laat", zei ik, niet als antwoord, maar
het leek me een gerechtvaardigde opmerking.
De man keek me aan en vroeg: „Heb je ook
haast? Waar moet je eigenlijk naar toe?"
Van mijn bestemming hoefde ik geen geheim te
maken, maar de vraag leek me niet ter zake
dienend. Ik zweeg en de oude man hervatte
zijn monoloog. „Ik begrijp best dat je het niet
zegt. Ik hoef niet te weten, waar je naar toe
moet. Ik weet ook niet waar alle mensen naar
toe gaan, wanneer ze hier voorbijrijden. Ik zou
het niet eens willen weten, want het interes
seert me niet. Vroeger maakte ik me er wel
druk om. Toen had ik zelf ook altijd haast. Ik
moest hier wezen en ik moest daar wezen. Nu
sta ik hier op de bus te wachten en het kan
me niet schelen hoe lang het duurt. Die jon
gens van de stadsdienst mogen om mij wel
kalm-aan doen. Maar niet om jou. Als het vijf
minuten langer duurt, dan is de bus al laat.
Maar straks verdonder jaag je die vijf minuten
ergens anders.
Al die mensen die hier voorbijgaan moeten
ergens wezen en dat moet vlug gebeuren. Dat
denken ze ten minste, maar weet je wat ik
denk? Ik denk, dat 't allemaal flauwekul is.
Goed, er kan een dokter bij zijn, die een ern
stige patiënt moet helpen. Dat kan niet wach
ten. Of een dominee of pastoor, die op weg is
naar een stervende. Maar de rest maakt zich
zelf wat wijs. Allemaal moeten ze hoog nodig
een andere kant uit en met al hun haast rijden
ze elkaar voortdurend in de wielen. Laten we
nou eens even een grapje bedenken. We gaan
die hele troep voor het stoplicht in een groot
net vangen. De auto's en de fietsers en dan
stoppen we alles met elkaar in een groot hok.
Dat doen we dan nog een paar keer bij die
andere lichten en we stoppen de buit in dat
zelfde grote hok. We doen de deur op slot en
we laten iedereen er in zitten tot twaalf uur
vanavond. Nu vraag ik u: wat zullen de maat
schappelijke gevolgen van deze actie zijn? We
nemen dus niet de persoonlijke moeilijkheden
van de gemiste afspraken en het niet op tijd
thuiskomen. Dat zijn ongemakkelijkheden, maar
verder is er niets aan de hand."
Het leek me een moeilijke vraag.
„Ik zal het u zeggen", vervolgde de oude man.
„Er zijn helemaal geen maatschappelijke ge
volgen. Misschien loopt een zakenman een
klant mis en misschien moet een klant nog
even wachten op een levering. Ik ken een za
kenman, die het zo druk heeft, dat hij maar
tien minuten overhoudt om te eten. Dat is na
tuurlijk enorm succesvol, maar waarom maakt
die man zich zo druk? Hij verdient er een
hoop geld mee maar toch krijgt hij niet te
eten. Dat is toch wel erg inconsequent, vindt u
niet?"
Dat vond ik ook. „Hij heeft nog nooit tijd gehad
erover na te denken", veronderstelde ik.
„U komt in mijn straatje", zei de oude man
tevreden. „De mensen hebben geen tijd meer
om ergens over na te denken. En de noodzake
lijkheid om dit te doen wordt hun ook niet bij
gebracht. Er wordt hun alleen maar verteld,
dat ze nog betere benzine in de tank van hun
auto moeten stoppen. Dan kunnen ze nog snel
ler ergens tegenaan rijden. En hun vrouw moet
een centrifuge hebben en een electrische kof
fiemolen. Gaat u eens na meneer, zelfs voor
koffiemalen is geen tijd meer. Overal in de
wereld moet alles tweemaal zo vlug gebeuren
als het gebeurt. En als dat zo gaat, dan zou u
denken: de mensen houden een zee van tijd
over. Maar dat is mis, ze krijgen het steeds
drukker.
Weet u wat we met elkaar moeten doen? We
moeten ervoor zorgen, dat wij de tijd hebben
en de tijd niet ons. We zitten maar haast te
maken. Gauw dit en gauw dat. Als we eerst
de avond maar weer hebben en de zaterdag
en de eerste van de maand en het eind van het
jaar. We jagen maar door en elk ogenblik
verlangen we naar het volgende. Dat heb ik
ook gedaan en later denk je: heb ik onderweg
niets vergeten? Dat heb je. Je hebt vergeten
te leven. Want leven doe je nu en je kunt je
leven alleen waar maken met wat je nu doet.
En als je dan alleen maar „goeie zaken" doet
met koffiemolens of handdoeken, of rekeningen
zit te schrijven op een kantoor, tot het geluk
kig weer zo ver is dat je er mee kunt ophou
den.... wat heb je dan later om op terug te
zien?"
De bus kwam en stopte. Achter ons stonden de
kerstbomen, die altijd groen zijn en daardoor
een symbool van de tijdloosheid. Zij, die er
langs reden hadden geen tijd.
Hoe hoog zijn de Leeuwarder torens? De
Oldehove brengt het bijna tot 40 meter, dan
komt de Dominicustoren bij de Harlinger-
straatweg en de hoogste is de Bonifatius-
toren aan de Voorstreek met 78 meter. De
Oldehove is gebouwd van 1529 tot 1532, de
Dominicustoren dateert van 1937 en de Bo-
nifatiustoren van 1884.
-