Evelientje AANWINSTEN Openbare Leeszaal gaat naar de boerderij El 23 Nederlandse en in het Nederlands vertaalde romans: M. Baardman: Anne-Marie wil leven. J. Bernlef: Stenen spoelen. I. Boudier-Bakker: Momenten. W. Breedveld: Heinrich Apfel-Johan Appel. A. den Doolaard: De laatste ronde. J. van Dorp-Ypma: Het raadsel om dominee Smit. W. A. Gotjé: Het seizoen is voorbij. Marnix Gijsen: De diaspora. J. de Hartog: De inspecteur. W. F. Hermans: Het behouden huis. J. van Heijden: De laatste passagier. E. Jerusjalmi: Een ster voor Moisjele. A. Kossmann: De moord op Arend Zwigt. C. Lennart: Rouska. M. J. v. Marle Hubregtse: Bedreigd bestaan. A. Moravia: De ongehoorzaamheid. J. Panhuysen: De pornograaf. I. Shaw: Twee weken van huis. N. Streef: De onzichtbare band. B. Stroman: De gevloekte verlosser. Populair-wetenschappelijke werken N. Beets: De grote jongen. J. H. v. d. Berg: Het menselijk lichaam. J. H. v.d. Berg: Psychologie van het ziekbed. W. J. Bladergroen: Wie is „stout"? G. Brom: Het ene nodige. C. Bruyn: Wijd was mijn land. J. H. Dam: Het jachtbedrijf in Nederland en West-Europa. H. J. H. M. Fortman: Actuele geloofspro- blemen. L. de Haan: Fröbel's plaats in de moderne onderwijssystemen. Lap en draad; lijn, vorm en kleur in het kunstnaaldwerk. C. Leertouwer: Ons kind in zijn schoolklas. M. I. Morel: De spelbehandeling van het moeilijke kind. Oecumene in het vizier. W. H. van de Pol: De oecumene. P. Sanders: Het Nationaal Steunfonds; de financiering van het verzet 1941-1945. Het schip van morgen. H. Schreiber: Van karavaanpad tot autoweg; de symfonie van de weg. M. Schroevers: Op zoek naar Joegoslavië. S. J. Simon: Waarom u bij bridgen verliest. F. Smol: Waterpolo. N. Snijders-Oomen: Kleine kinderen worden groot; kinderpsychologie voor opvoeders. V. Stevenson: Flowerarrangement in colour. F. M. Stoll en C. Banning: Gezondheidszorg. M. Tausk: De hormonen. B. Telder: Sterven.en dan? M. F. L. van de Ven: Weens bij bridge. E. A. A. Vermeer: Spel en spelpaedagogische problemen. Th. Vriends: Papegaaien en parkieten. P. Vijzelaar: TV-ontvangers zelf bouwen. D. H. Wester: Narcotica; genot en gevaren. T. Wolfgang: Skiën en hoe te „wedeln". A. M. Wijbenga: Ljocht oer 't fjild; fersen. De IJsselmeerpolders en het lange-afstands- verkeer. W. Th. Zwart: Tachtig jaar; speurtocht door het Friesche Rundveestamboek. Evelientje woont in een grote stad in een huis met zes verdiepingen. Zij woont met haar vader en haar moeder en haar broer Pieter op de bovenste verdieping. Als je voor de ramen staat kun je heel ver weg kijken naar de wereld buiten de stad, je ziet de bomen van het nieuwe bos die nu nog maar klein zijn en de brede straatwegen die weer naar andere steden gaan en de wei landen waar wit en bruine spikkeltjes te zien zijn dat zijn de koeien, die uit de verte zo klein lijken als vliegen. Evelientje is acht jaar en zij is net overge gaan van de tweede naar de derde klas. Zij heeft goed haar best gedaan op school en zij heeft een mooi rapport mee naar huis ge kregen. Vader en moeder waren zó blij toen zij al die mooie cijfers zagen! En Evelientje was er ook wel een beetje trots op. Broer Pieter, die al dertien jaar is, heeft haar er mee geplaagd maar hij plaagt haar wel meer, daar kan zij wel tegen. „Nou denk je zeker, dat je al bijna een schooljuffrouw bent, nu je niets dan zevens en achten hebt!" „Zeg jij nou maar niets, Pieter", zegt vader, „bij jou waren de zevens en achten maar moeilijk te vinden op je rapport!" „Nou, ik ben toch over, paps", zegt Pieter weer. „Dat is ook zo en ik ben niet ontevreden over je, maar een volgend jaar zie ik toch ook graag wat meer zevens en achten, jong!" Moeder heeft net een brief gekregen van haar zuster op de boerderij. Die woont heel ver weg van de grote stad van Evelientje. Het is de boerderij van pake en beppe, waar moeder als klein meisje heeft gewoond. Daar woont tante Boukje nu met oom Arend en met de zes nichtjes en neefjes. Evelientje weet niet goed meer hoe die allemaal heten. „O, Evelientje, luister eens, tante Boukje vraagt of je komt logeren in de grote va kantie. Wat heerlijk voor je, kind!" „Pas maar op", plaagt Pieter zijn zusje, „op de boerderij is een grote witte geit en die stoot je zo maar met zijn horens en er is een hond en die bijt en er zijn koeien en die loeien heel hard als je in de wei komt!" „Schei toch uit, malle jongen", lacht moe der, „laat 't kind eerst eens bekomen van die heerlijke uitnodiging!" „Is er heus een witte geit die stoot, moe der? En een hond, die bijt?" vraagt Evelien tje voorzichtig. „Tante zal zeker wel een geit hebben, maar die stoot niet en die goede lobbes van een Hector, die bijt je heus niet, daar zou ik maar niet bang voor zijn. Vind je 't niet heerlijk om te gaan? Dan brengen Paps en ik je en dan mag je helemaal alleen bij oom en tante blijven." Evelientje knikt en kijkt heel ernstig. Het is natuurlijk wel prettig om naar de boerderij te gaan. Maar alléén achterblijven, zonder vader en moederEn dan die witte geit je kunt nooit weten. Maar moeder praat al weer vrolijk verder over alles wat er te genieten valt. „We zul len eens kijken, wat je aan kleren mee moet hebben. Ik mag nog wel gauw een paar overalls voor je maken, want anders worden je zomerjurken zo gauw vuil en dan heeft tante veel te veel te wassen. Klompen kun je daar wel lenen, er is wel een paar waar een van de kinderen uitgegroeid is. Tante vraagt of je over veertien dagen komt, dan heb ik net mooi de tijd om alles klaar te maken." Evelientje staat voor het grote raam en kijkt naar het bos en de straatwegen en de piep kleine koetjes in de verte. Naar de boerde rij met een overall en op klompenVan die geit en die hond en die koeien, dat was maar om haar te plagen. Opeens komt er een heerlijk warm gevoel van blijdschap over haar heen. „Ik vind 't fijn, mams!" en zij danst door de kamer en pakt moeder beet en samen walsen zij op en neer. ,Kijk eens aan, wat een opwinding", lacht vader, maar hij doet ook mee en Pieter ook en zo dansen zij opeens allemaal door de kamer. „Nu ophouden, jongens", roept vader op eens, „anders krijgen de onderburen last er van dat wij zo blij zijn!" MAJA VAN HEEMSTRA

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1962 | | pagina 23