T' 'mS! H, ff BABBELTJES OP DE BRUG Eerste gracht om de statl was een brede gracht I ry i et klinkt misschien wat vreemd, maar Leeuwarden zou Leeuwarden niet zijn, wanneer de beide hoofdstromen van Oostergo, de Ee en het Vliet waarover we het de vorige maand al even hebben gehad zich niet op dit punt van Friesland een weg naar de Middelzee had den gebaand. De inham tussen de monden van beide stromen moet immers een bij uitstek ge schikte en veilige landingsplaats voor de zee schepen zijn geweest en meer dan welke andere havenplaats werd deze door de scheepvaart bezocht. Vandaar, dat de bevolking van de terpen, die onze verre voorouders in hun strijd tegen het water opwierpen, snel in omvang toenam en het zijn deze terpen geweest, waarop, nu meer dan vijf eeuwen geleden, de stad Leeuwarden ontstond. De eerste woonkernen in deze plaats moeten zich dus bevonden hebben op de nog steeds duidelijk aanwijsbare terpen, waarover nu de beide Hoogstraten lopen en op een hoog te bij de Oldehove, waar in 800 zoveel als een kerkje moet hebben gestaan. De buurtschap Oldehove was er dan ook stellig eerder dan het dorp Nijehove, dat waarschijn lijk in het midden van de twaalfde eeuw op de hoek van de Grote Kerkstraat en het Jaco- bijner kerkhof z'n eerste kerkje kreeg. Van een nóg jongere datum was de parochie kerk van Hoek, die tussen het Hoeksterkerkhof en het eind van de Voorstreek heeft gestaan. In de bewaard gebleven berichten over de kerk van Nijehove wordt ook de naam Lieuwerd of Leeuwarden al genoemd en later reserveerden de Nijehoofsters de naam Leeuwarden steeds meer voor hun eigen, omstreeks 1190 tot stad verheven, plaats. Nog meer dan Oldehove en Hoek nam dit Nije hove door zijn bijzonder gunstige ligging aan de inham van de Middelzee in aanzien en wel vaart toe en in het laatst van de veertiende eeuw werden de groei en de bloei van het Vet- kopersgezinde Leeuwarden een doorn in het oog van de Schieringers, die met smart de dag verbeidden, waarop ze hun woede op de stad zouden kunnen koelen. Die dag kwam in 1392, toen een bende Schie ringers in het holst van de nacht zonder tegen stand te ontmoeten de nog niet met muren of grachten beveiligde stad binnendrong en een aantal huizen door brandstichting verwoestte. De krachtige wind joeg daarbij de vlammen door het hele noordoostelijke deel van de stad, zodat ook het Dominikaner klooster en de Do- minikaner kerk verloren gingen. Deze verschrikkelijke plundertocht deed de Leeuwarders inzien, dat de stad beschermd zou moeten worden om bespaard te kunnen blijven voor eventueel volgende wraakoefeningen van de Schieringers. Geheel naar de aard van de tijd zou het echter nog jaren duren, voor de eerste verdedigingsgracht om de stad werd vol tooid. Zes jaar na de actie van de Schieringer brandstichters zette men voor het graven van die gracht de eerste spade in de grond en nog eens achtentwintig jaar later kwam de gracht eindelijk klaar. Volgen we de loop van deze gracht, die in feite niet meer is geweest dan een brede sloot met In 1603 maakte een zekere heer Van Buren een schilderij van de Jelgerapoort op het kruispunt van de Pijlsteeg en het Schoenmakersperk. Om streeks 1862 maakte Sjoerd Bonga een tekening van dit schilderij en nu, in 1962, maakten wij deze loto van Bonga's tekening. Het smalle grachtje is dus de eerste verdedigingsgracht, de dikke plank erover was de Gerkesbrug. Dank zij de Oldehove kunnen we precies zien, waar de schilder driehonderd en vijttig jaar geleden moet hebben gestaan. een hoge wal er omheen, dan krijgen we een aardig beeld van de omvang van het oude Leeuwarden, dat toen dus nog niet verenigd was met de nabuurdorpen Oldehove en Hoek. Die gracht begon bij de Nieuwlandsvaart, waar nu het Sportpalace van Morrema is en liep langs de huidige Bagijnesteeg en door de Sint Anthonystraat, sloeg in de tuin van het Sint Anthony Gasthuis rechtsaf, liep via het Schoen- makersperk naar de Nieuweburen en stroomde vandaar naar de Voorstreek, waar ze naar het zuiden afboog en langs de Tuinen naar de Turf markt liep, om vandaar via de Tweebaksmarkt, de Druifstreek, het Zwitserswaltje, de Weaze, de Groentemarkt, het Naauw en de Nieuwlands vaart het uitgangspunt te bereiken bij de Ba gijnesteeg. Deze buitengracht maakte de Ee en het Vliet dus tot binnengrachten en van al dit water hebben alleen het Vliet en een paar stukken van de gracht langs de Nieuwestad, het Naauw, de Weaze en de Voorstreek zich tot de dag van vandaag kunnen handhaven; alle andere stuk ken van deze verdedigingsgracht zijn in later jaren weer gedempt. Met het graven van deze gracht alleen waren de Leeuwarders van toen uiteraard nog niet klaar: er moesten ook land- en waterpoorten komen voor de verbindingen met de land- en waterwegen buiten de stad. De eerste landpoort werd gebouwd op de plaats, waar nu de Sint Anthonystraat in de Grote Kerkstraat uitkomt en waar toen dus het beschermende water van dat grachtje kabbelde: het werd de Oldehoof- ster- of Onze Lieve Vrouwenpoort. De tweede poort werd de Wirdumer- of Sint Jacobspoort, die verrees op de plaats, waar nu de Sint Jacobsstraat en de Wirdumerdijk elkaar raken, de derde poort werd gebouwd op het kruispunt van de Pijlsteeg en het Schoenma- kersperk en de vierde heeft zeer waarschijnlijk aan het eind van de Breedstraat bij de Nieuwe buren gestaan. De waterpoorten, ook vier in totaal, kwamen op de Nieuweburen, waar de Ee de nieuwe stadsgracht kruiste, bij het begin van het Hee- renwaltje, waar de Ee opnieuw bij de stads gracht uitkwam, bij de hoek van de Voorstreek en de Tuinen en bij het knooppunt van water wegen, de Brol. FENNO L. SCHOUSTRA Zo zag Leeuwarden er omstreeks 1400 uit, nadat de eerste gracht om de stad was voltooid. Het hele netwerk van waterwegen staat op dit kaar tje, dat Wopke Eekholl indertijd heelt gemaakt. Alleen de buitenste stadsgracht van nu ont breekt uiteraard nog, want die dateert uit een latere tijd. I»r m> (.1 i,i »iji u, t ;mt f !>j. «mm»»

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1962 | | pagina 17