19
De koffer is gepakt. Er zitten twee over
alls in en een wollen trui, voor als het koud
is en een zonnejurk voor als het warm is.
En een doos met flikken om aan tante te
geven. Evelientje staat klaar voor de vacan-
tie-reis. Zij heeft een paar nieuwe schoenen
aan en een nieuwe katoenen jurk, die kan zij
dan 's zondags aantrekken als zij met oom
en tante naar de kerk gaat.
Pieter is niet thuis. Die zit in een zeilkamp
met allemaal grote jongens. Moeder heeft 't
druk gehad voordat alles klaar was voor de
twee kinderen, die uit logeren gaan. „Maar
dat is niet erg", heeft zij gezegd, „want als
vader en ik alleen thuis zijn, ga ik lekker
uitrusten en dan gaan paps en ik af en toe
een dagje uit".
Nu staan zij met z'n drieën op de tram te
wachten. Vader draagt Evelientjes koffer,
moeder draagt een mandje waarin zij een
lekkere zelfgebakken cake heeft gestopt en
een pot met eigengemaakte jam. Evelientje
draagt haar regenjas over de arm, want
vandaag is het heerlijk zomerweer. „Naar
de boerderij, naar de boerderij", zingt zij
zachtjes voor zich heen ,maar zo zachtjes
dat niemand het kan horen.
Daar komt eindelijk de tram aan, wat is
die vol. Met moeite vinden zij nog een plaat
sje voor de koffer en voor zichzelf. En in de
trein is het al net zo vol. Evelientje zit in
het gangetje op haar koffer. Zij kijkt uit het
raam en ziet alles langs zich heen vliegen:
telefoonpalen en huizen en weilanden en bo
men en boerderijen en water en stations.
Met een schok blijft de trein dan stilstaan
op zo'n station en dan gaan er mensen uit
en er komen er weer bij. Maar langzamer
hand wordt het minder vol nu kan zij bij va
der en moeder binnen in de coupé zitten. Wat
duurt de reis lang! De boerderij ligt heel
ver weg. Maar dan begint moeder te vertel
len van vroeger, toen zij als klein meisje op
de boerderij woonde.
„Pake had 't altijd erg druk en beppe ook.
Tante Boukje en ik gingen naar school,
maar als we thuiskwamen moesten we ook
meehelpen. Want we hadden geen broers en
we moesten dus jongenswerk doen. Later
kwam Sjoerd, de knecht en toen konden tan
te en ik naar de stad gaan op de mulo. Maar
nu doet oom het weer zonder knecht en de
twee grote jongens werken al flink mee
tussen schooltijd".
„Hoe heten de neefjes en nichtjes ook
weer, mams", vraagt Evelientje.
„Arend is de oudste die heet naar oom, hij
is 17 en dan komt Sjoerd, die is 15 en dan
Marijke die is 12 en dan de tweelingen Jaap
en Koosje, die zijn 10 en dan de kleine Bep-
pie, die is pas 6 jaar".
„Met wie zou ik spelen, mams", vraagt
Evelientje weer.
„Dat weet ik niet, kind. Jaap en Koos
zijn het dichtst bij je leeftijd. Maar die twee
hebben elkaar en ik weet dus niet of ze jou
mee laten spelen. Maar ik denk 't wel.
Wacht maar rustig af, ze zullen je vast wel
mee laten doen. En denk er om: geef geen
extra werk aan tante, want die heeft haar
handen al vol. Maak de gang niet vuil,
trek je klompen uit bij de deur en zorg dat
je bed netjes is en help tante met omwas-
sen".
„Ja, mams", knikt Evelientje.
Zij helpt thuis moeder toch ook altijd. Maar
dan is zij alleen met Pieter en bij oom en
tante zijn zoveel kinderen. Zou dat eigenlijk
wel prettig zijn?
Maar ze heeft niet veel tijd om er over na
te denken, want daar is hun station. Met een
heleboel andere mensen lopen zij over
't perron en dan geeft vader de kaartjes af
en gaat naar de bushalte. Want zij moeten
nog een half uur met de bus.
Maar ook aan de bustocht komt een einde,
vader en moeder stappen uit en dan Evelien
tje en meteen hoort zij juichende stemmen
en tante staat er met vier kinderen, die Eve
lientje meteen bij de hand pakken en in een
drafje gaat 't naar de boerderij.
Evelientje is eventjes verbluft van zoveel
lawaai en zoveel vreemde gezichten. Maar
dan lacht zij ook en zwaait tegen oom en de
grote jongens die aan 't melken zijn in 't
land. Een grote hond komt bedachtzaam
aangewandeld, snuffelt eens aan haar jurk en
wandelt dan weer verder. Dat was zeker Hec
tor, denkt Evelientje, die ziet er niet grieze
lig uit. Maar verderop staat een witte geit
aan 't touw. Zou die stoten?
MAJA VAN HEEMSTRA