„Er gebeurt in Leeuwarden veel,
maar nog meer gebeurt er niet"
B
1
i
I
B
B
B
1
B
B
B
BOOS EN BROOS BETOOG IN
AMSTERDAMS DAGBLAD
De Waag
Schrijven over Leeuwarden
5
In het dagblad „De Tijd - De Maasbode"
van 10 januari troffen wij het volgende pro
za aan, ondergebracht in ,,'s Lands Kro
niek". De titel van het verhaal is „Leeu
warder waag weinig zinvol gebruikt".
„Wie beweert, dat Leeuwarden een
prettige woonstad is waar omstreeks
83.000 mensen in deze tijd rustig hun
eigen weg kunnen gaan afgezien van
dorpse roddelarijen en straal jagerkabaai
doch eraan toevoegt, dat nochtans bij
het bestuur van deze stad allure en visie
aangaande de mogelijkheden van de Frie
se hoofdstad en de wijze waarop die wor
den benut, geheel ontbreken, die heeft de
situatie raak getypeerd. Het is een on
miskenbaar feit dat er hier veel gebeurt,
maar helaas gebeurt er tegelijkertijd nog
veel meer niet en ettelijke zaken blijven
jaren slepende omdat er niet doorge
duwd wordt. Tot de minder omvangrijke
maar niet minder belangrijke zaken waar
aan te weinig geschiedt, behoort de wij
ze waarop de Friese hoofdstad „het erf
goed der vaderen" benut. Reeds jaren ge
leden attendeerden wij op het feit, dat
het Leeuwarder carillon in de kelders
van het stadhuis bedolven ligt onder stof
en vuil: het ligt er nog. De karakteris
tieke huizenrij „Luilekkerland" trok pas
de aandacht na publikaties, maar er is
weinig aan gebeurd en een van de meest
sprekende voorbeelden is wel de situatie
rond de oude waag op de Nieuwestad, die
den volke slechts dient bij hoge nood en
een aanzienlijk belangrijker functie zou
kunnen vervullen voor stedeling, provin
ciaal en vreemdeling.
In deze waag, die tussen 1595 en 1598 is
gebouwd, waren indertijd de stedelijke
muziekschool en het volksbadhuis gehuis
vest. Later werd er het Fries Natuurhis
torisch Museum in ondergebracht. Nu
vindt men er slechts toiletten en een
transformator.
Er bestaan nog steeds plannen van par
ticuliere zijde om er een restaurant in on
der te brengen, ingericht in een typische
sfeer. Daarbij zouden op zomeravonden
volksdansers kunnen optreden. Dit plan
zou wellicht gecombineerd kunnen wor
den met vage voornemens om in dit ge
bouw het kantoor van de Leeuwarder
VVV (waarom niet tevens de provinciale
Friese?) onder te brengen. Ondanks een
commissie van onderzoek, ingesteld door
de VVV Leeuwarden, is er verder niets
vernomen. Dit historische gebouw zou op
zinvoller en geheel andere wijze een trek
pleister kunnen worden voor landgenoot
en vreemdeling, die zelfs menige Deen,
Zweed of Noor bij een gerichte propagan
da tot het besluit zou kunnen brengen
om niet zonder meer langs de E 10-route
naar de Afsluitdijk te rijden, doch te
pleisteren in Leeuwarden".
Enkele kanttekeningen bij dit verhaal lijken
ons niet misplaatst te zijn. De eerste zin
wordt welwillend in de aandacht aanbevo
len van h.h. leraren Nederlands op middel
bare scholen. Vraag uw leerlingen, of deze
zin taalkundig klopt en ze zijn een lesuur
zoet. Vraag hun bovendien wat zin en on
zin is in deze toepassing van deze hink-
stap-sprong-stijl. Ze zullen dan wellicht
moeilijk kunnen begrijpen hoe het komt,
dat de mogelijkheden van Leeuwarden blijk
baar wel worden benut, terwijl bij het be
stuur van deze stad allure en visie aan
gaande deze mogelijkheden geheel ontbre
ken. Eigenlijk is dat nogal geruststellend.
Het gemeentebestuur ziet niets, wil niets,
maar desondanks komt het ongeziene en
ongewilde blijkbaar tot stand. Misschien
doen de kaboutertjes het werk? De schrij
ver constateert trouwens zelf: „Het is een
onmiskenbaar feit dat er hier veel gebeurt,
maar tegelijkertijd nog veel meer niet
Dit laatste nu is een doorn in het oog van
de schrijver en hij heeft gelijk. Het is een
schrijnend feit, dat men steeds meer din
gen nalaat dan doet. Het doen is aan de
mogelijkheden gebonden, het nalaten
slechts aan de wensen. Toen de schrijver
zijn bovenaangehaald stukje schreef, heeft
hij nagelaten een broodje te eten, over de
oceaan te vliegen, zijn vrouw bij de afwas
te helpen, zijn fiets schoon te maken, de
la van het dressoir te repareren. Wie zal
alles opschrijven wat hij op dat moment
niet heeft gedaan? Wij niet; we zouden niet
weten hoe we tot volledigheid moesten ge
raken. Maar één nalatigheid mag nog wel
worden gesignaleerd. En dat is: de zin van
zijn eigen schriftuur tijdens het schrijven
daarvan critisch bekijken. Nu moeten wij
dit na het lezen ervan doen. Het voert ons
duidelijk in de richting van het begrip
„dorpse roddelarij", waarvan de schrijver
gewag maakt. Wie daarvan nog niet over
tuigd is, leze de tirade over het carillon,
dat in de kelders van het stadhuis „bedol
ven ligt onder stof en vuil". Dit is niets
anders dan kwaadsprekerij. De klokken lig
gen daar, in afwachting van een (moeilijk
vindbare) definitieve plaats, op een bed
van zand en worden met de uiterste zorg
behandeld.
Het troosteloze verwaarlozen van de moge
lijkheden blijkt in dit stukje overigens een
detailpunt te betreffen, namelijk de toekom
stige bestemming van de Waag. Niet, dat we
de betekenis van de Waag willen onder
schatten, maar er zijn belangrijker proble
men. Wie zich bezig houdt met de veelzij
dige problematiek van de verdere stadsont
wikkeling, stoot niet primair op het Waag-
vraagstuk. Toch weten we allemaal (en dat
geldt in de eerste plaats voor het gemeente
bestuur), dat de Waag thans gebruikt wordt
voor doeleinden, die niet te rijmen zijn met
het feit, dat het een van onze belangrijkste
historische monumenten is. Het staat vast
dat dit zal veranderen, maar eerst moet het
gebouw aan zijn tegenwoordige bestemmin
gen worden onttrokken. Het verdwijnen van
het transformatorstation is thans een actuele
zaak, maar er is een kink in de kabel geko
men, nu de raad een voorstel tot grondaan
koop ten behoeve van een nieuw trafostation
heeft afgewezen, omdat de prijs te hoog werd
geacht. De Vrije Katholieke Kerk, die blijk
baar buiten medeweten van „De Tijd-De
Maasbode" haar kapel in de Waag heeft,
kan niet zonder meer op straat worden ge
zet; forceren van de ontruiming van de bo
venzaal zou op zijn minst onelegant zijn.
De Waag krijgt in de toekomst een andere,
waardige bestemming. Of deze waardigheid
Wij besteden in dit artikel vrij uitge
breid aandacht aan een artikel over
Leeuwarden, dat onlangs is versche
nen in het dagblad „De Tijd-De Maas
bode" te Amsterdam. Naar de inhoud
is dit artikel deze belangstelling nau
welijks waard, maar het verdient over
genomen te worden als voorbeeld van
de wrange, rancuneuze toon, die som
mige Leeuwarders gepast achten bij
het schrijven over hun eigen stad. Bo
vendien gaat het hier om een Leeuwar
der journalist, iemand dus, wiens vak
bekwaamheid méér zou dienen te om
vatten dan het vermogen feiten en
realiteiten welbewust over het hoofd te
zien. Wij menen er inmiddels goed
aan te doen te laten weten, dat de
schrijver van dit „stukje" niet de offi
ciële correspondent van dit dagblad
Weinig zorg om
,,het erigoed der vaderen"?
verdisconteerd is in een gebruik als restau
rant mag een aparte vraag worden genoemd;
het grootste bezwaar is echter, dat het ge
bouw zich slecht leent voor dit doel. Een
V.V.V.-informatiebureau is misschien wel
in het gebouw onder te brengen, maar de
plaats is stellig minder gunstig dan die
van het bestaande bureau, vlak bij spoor- en
busstation. Het aantal mogelijkheden is hier
mee echter geenszins uitgeput. Gedacht kan
ook worden aan een expositieruimte en hier
voor is de plaats van het gebouw, in het hart
van de binnenstad, zeer geschikt. Wat het
ook wordt er is geen reden tot alarm. De
Waag dateert uit 1598 en blijft wel bestaan.