ARENDSTUIN
heeft een
lange
geschiedenis
UIT GROOTMOEDERS ANSICHTENALBUM
5
(VAN HEER AERENTS)
e Arendstuin, die eigenlijk Arentstuin zou
moeten heten, dus met een t inplaats van een
d, heeft al een hele lange geschiedenis achter
de rug. In het midden van de zestiende eeuw
was ze als „Heer Arentstuin" al bekend in
Leeuwarden, maar de tuin van toen zal in de
verste verte niet geleken hebben op het plant
soen van nu.
Omstreeks 1550 was de strook grond tussen de
Ee en de stadsgracht het eigendom van Heer
Aerents, de Vicaris van de Sint Catharinakerk
van Hoek, die gestaan heeft tussen de Voor
streek en het Hoeksterpad de naam Hoek-
sterkerkhof herinnert ons daar nog aan.
Rond honderd jaar later, in 1648, kocht de stad
de hele Arendstuin aan en nadat de „garde-
nerie" enkele tientallen jaren lang in verschil
lende percelen was verhuurd, werd er in 1687
één grote vlakte van gemaakt.
Nog eens een eeuw later jakkerden de caval-
leristen met hun paarden over de Arendstuin,
waarvan toen een excercitieplaats was gemaakt.
Bij het verbinden van de stadsgracht met de Ee
in 1859 werd de vrijgekomen grond gebruikt
om het stuk van de stadsgracht te dempen, dat
toen nog langs de Noorderweg en de Wisses-
dwinger liep. Daardoor ontstond de ruime vlak
te, waarop tien jaar later door het royaal be
planten met bomen de nieuwe Arendstuin werd
aangelegd: een geliefkoosd wandel- en recrea
tieoord voor de Leeuwarder burgerij.
Tot dat jaar was de Arendstuin meestal een
stille, verlaten plek, waarop slechts eenmaal
's jaars een hele bedrijvigheid heerste, wanneer
het „Bergumer Merke" was een kermis ter
gelegenheid van de jaarmarkt in Bergum. De
gemeenteschool 7 op de hoek van de Arends
tuin bij de „kiepeloop" was er toen al en ook
de cavalleriestal stond toen al op deze plaats.
In het begin van deze eeuw was de Arendstuin
niet alleen een prettig wandeloord, maar ook
een geknipte plaats om het fietsen te leren,
wat in die begintijd van het rijwiel nog nood
zakelijk was nu stapt iedere kleuter op de
fiets en rijdt er meteen mee weg.
De beide hierbij gereproduceerde prentbrief
kaarten laten ons nog wat van de vroegere
glorie van deze Arendstuin zien. Voor de oud
ste, van de Noorderweg, een uitgave van de
firma J. Postma Szn. te Leeuwarden, zal de foto
zonder twijfel op een zonnige zondag zijn ge
maakt: de brave burgers van de stad, aan de
wandel met hun keurig opgepoetste kroost,
nemen er even de tijd van om de „photograaf"
aan het werk te zien, wat in die dagen nog als
een zekere attractie kon worden beschouwd.
De enige auto uit de stad komt jammer genoeg
net niet voorbij, en ander nog niet gemoto
riseerd verkeer ontbreekt al evenzeer; alleen
trekt een heer op de vage achtergrond een
wandelwagentje voort. De trotse militair met
z'n glimmende kepie op, zou desgewenst de
hele dag dan ook wel midden op de rijweg
kunnen blijven staan; er is geen politieagent
die er kwaad van denkt.
De hoge bladerrijke bomen werpen nog enorme
schaduwvlekken op de straat ze zullen he
laas worden gekapt, wanneer de stad zich ge
noodzaakt ziet ten behoeve van het steeds
drukker wordende verkeer de „traverse" door
Leeuwarden te verbeteren.
De rechte, strakke lijn van de Noorderweg zal
dan ook verloren gaan, maar door de nieuwe,
parkachtige aanleg van de Arendstuin blijft
deze hoek van de stad dan toch haar vriende
lijk aanzien behouden.
Ook de andere kaart, uitgegeven door de win
kelier L. Cohen, die destijds een zaak op de
Kelders had, is van veel belang, omdat de ge
fotografeerde situatie ter plaatse volkomen af
wijkt van de toestand van nu.
De hierbij geportretteerde bomen van de
Arendstuin zijn eveneens gerooid en waar toen
die jongelui nog op het gras konden staan, ligt
nu het asfalt van de nieuwe Noorderweg. Ver
der is de oude gemeenteschool intussen hele
maal vernieuwd en tussen de school en de
manege verrees een nieuwe kazerne van de
Koninklijke Marechaussee.
Van de uitgestrekte tuin van Heer Aerent is
nu dus niet zo heel veel meer over, maar wan
neer we bedenken, dat er bij alle stadsuitbrei
dingen vierhonderd jaar lang toch nog altijd
een flinke groenstrook bleef bestaan, mogen we
zeker niet ontevreden zijn. En wie weet hoe
veel grassprietjes hier over nóg eens vierhon
derd jaar nog overeind zullen staan.
FENNO L. SCHOUSTRA