stadsbouwmeester in bijzondere dienst t: AftASÏi ANSEN behoedt hem voor fouten. Zijn nachtrust is bijzaak. Wanneer in de Prinsentuin een Lust- hofavond wordt gegeven, dan werkt hij na afloop aan de afbraak en het opbergen van de dansvloeren en dergelijke. Dat is dus nacht werk. Dergelijke dingen laten liggen, betekent vernieling of beschadiging. Aan de straat en in parken en plantsoenen zijn zelfs dergelijke hechte bouwsels niet veilig voor de verniel zucht van de jeugd. Niemand dwingt Jansen om van dergelijke karweitjes nachtwerk te maken. Hij zou kunnen zeggen: „Het zijn mijn spullen niet en met die vernielingen heb ik niets te maken." Maar hij is anders. De kern van zijn wezen is, dat hij gedreven wordt door verantwoordelijkheidsgevoel. Wat men in zijn handen legt, dat komt er zonder ge breken uit te voorschijn. Laten we deze 78- jarige als voorbeeld mogen stellen voor al degenen, die het wel geloven, wanneer de uren om zijn en aan wier vrije zaterdag en zondag men niet moet komen. Frederik Bernardus Jansen kan in zijn 78ste levensjaar nog heel wat werk verzetten. Toch heeft het leven hem in de 78 jaren niet ge spaard. In 1883 werd hij in Coevorden gebo ren. In het grote gezin had elk dubbeltje be tekenis. Schoolgaan was er bijna niet bij en daarom valt het schrijven hem nog altijd moei lijk. Zijn eerste baantje kreeg hij, toen hij acht jaar was. Hij moest bij een boerderij op de koeien passen. Later kwam hij als scheeps- jager terecht bij het beurtschip van Coevor den naar Zwolle en daar leerde hij met paar den omgaan. Dat alles speelde zich af voor zijn 14de levensjaar. Als jongen van veertien jaar ging hij naar Duitsland om er, zoals dat heet, zijn geluk te beproeven. Helemaal alleen en voor het vervolg praktisch zonder contact met het ouderlijk huis, dat onbereikbaar ver was. Hij deed allerlei werk, vooral grond werk en was ook watersjouwer om een stoom ketel op gang te houden. In Rheine werd hij machinist bij de gasfabriek en later heeft hij, in Recklinghausen, vele jaren honderden me ters onder de grond kolen gehakt in een mijn. Zeeman is Jansen ook nog geweest en wel op Duitse schepen, die op de Oostzeelanden voeren. Dat beviel hem slecht; als jongmaatje kreeg hij meer klappen dan eten en na een thuisvaart op Hamburg keerde hij het zilte nat definitief de rug toe. De eerste wereldoorlog maakte een eind aan de Duitse levensperiode. Als jongen van veer tien was hij vertrokken, als getrouwd man keerde hij terug. Hij is dus in Duitsland in het huwelijk getreden, maar zijn vrouw is een Nederlandse. Eerst kwam hij bij de Coevorder gasfabriek, daarna ging het gezin naar Leeu warden. Frits Jansen kwam hier in het grond werk en het bouwvak terecht. Een kwart eeuw werkte hij bij de firma Pol tot zijn zeven tigste jaar. In die tijd heeft hij meegewerkt aan de bestrating van het Wilhelminaplein. Nog altijd is Jansen op dit plein aanwezig, wanneer daar iets te doen is. Bij de bouw van circussen en andere tenten moet hij zeggen waar wel en waar niet pennen en palen in de grond geslagen kunnen worden, in verband met de plaats van buizen enz. Dat weet Jansen misschien wel beter uit het hoofd dan anderen het aan de hand van kaarten aan de weet zouden kunnen komen. Kort voor het bezoek van het Koninklijk ge zin bracht de post een pakje bij F. B. Jansen in de Jacob Binckesstraat. De inhoud was een grote verrassing: een zilveren draagpenning, met de beeltenis van koningin Juliana en prins Bernhard. Er zat een lintje aan en in de begeleidende brief stond, dat Hare Majesteit de Koningin hem het recht gaf deze onder scheiding te dragen. Zij werd verleend aan de belangrijkste personen, die medegewerkt hebben aan de viering van het 25-jarig huwe lijksfeest van de Koningin en de Prins. Die onderscheiding had hij wel verdiend, deze Fritske Jansen. Want toen hij op de ochtend van het défilé, in alle vroegte, het Wilhelmi naplein overzag, toen was alles klaar voor de glorieuze ontvangst van het koninklijk gezin. Daar had hij hard aan gewerkt en hij heeft later even hard gewerkt aan het wegruimen. Dat werk heeft zijn hart en hij is dankbaar het nog aan te kunnen. Hij is geen man om stil te zitten. Dat hoeft hij ook niet, want er is geregeld werk waarbij zijn hulp wordt in geroepen. Als alles klaar is, dan ziet men hem niet bij de openingsplechtigheid, maar altijd is hij aanwezig, met hand, hoofd en hart. En daarom is hij, op 78-jarige leeftijd, een onmisbare en gewaardeerde figuur. Het hem geschonken „lintje" is niet aan de verkeerde besteed.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1962 | | pagina 13