Eens
lag er een singel
om cle hele stad
heen
UIT GROOTMOEDERS ANSICHTENALBUM
7
■■•Wgy
i l> tiwkti!»»...-!. nr4#».
tlr is een tijd geweest, dat een prachtige sin
gel, beplant met een dubbele rij bomen, zich
met de buitengracht om de hele stad heenslin-
gerde. Vermaard als wandelpad en recreatie
oord heeft deze Stadsbuitensingel honderden
jaren lang bij de Leeuwarders in hoog aanzien
gestaan tot ze bij brokjes en beetjes ten offer
viel aan de stadsuitbreiding.
Een klein stukje van deze laan, die de stad dus
volkomen omsloot, bestaat nu nog, maar, ont
luisterd door het verlies van honderden bomen,
is het lang niet meer wat het vroeger was.
Want de Noordersingel mag dan nu nóg tot de
mooiste hoekjes horen, die er in onze stad zijn,
een vergelijking van de schoonheid van de laan,
zoals die eertijds was, valt zeker niet uit in het
voordeel van de situatie van vandaag.
Deze Stadsbuitensingel werd tussen 1639 en
1647 aangelegd, nadat veertien jaar eerder de
laatste schep aarde verplaatst was voor het
graven van de buitenste verdedigingsgracht.
Die gracht lag toen in grote kronkels tussen de
Wirdumerpoort, de Lieve Vrouwenpoort en de
Hoeksterpoort en liep in een rechte lijn verder
van de Oosterdwinger naar het Blokhuis om
vandaar weer de Wirdumerpoort te bereiken.
In 1639 nu begaven de vroede vaderen van de
raad zich op een goede dag naar de Blokhuister-
venne om de situatie ter plaatse in ogenschouw
te nemen, waarna ze ,,nae rijpe deliberatie''
besloten „om den Cieraat dezer Stadt te avan
ceren" door het aanleggen van een singel om
de hele buitengracht heen.
Direct werd de eigenaars van bomen en strui
ken en hagen langs de stadsgracht bevolen deze
te kappen, waarna begonnen werd met het plan
ten van lindebomen op de Grachtswal. In de
volgende zes jaar werd ook de singel tussen de
Hoeksterpoort en de Lieve Vrouwenpoort van
een dubbele rij bomen voorzien, tot de laan in
1647 voltooid werd met het beplanten van het
laatste stuk tussen het Verlaat en de Wirdu
merpoort.
Intussen had men de hele singel met puin en
schelpen bestrooid, zodat de bevolking van de
stad ook in de winter van deze wandelweg ge
bruik kon maken. Eeuwenlang heeft ze dat dan
ook gedaan en als recreatieoord is de singel
voor onze verre voorouders van veel betekenis
geweest.
De herbergen en uitspanningen, die later op
verschillende plaatsen aan de singel verrezen,
trokken vooral op zondagen veel publiek en
enkele werden in de verhalen van onze groot
ouders tientallen jaren na hun verdwijnen nog
met een bijzondere intonatie geroemd, zoals de
uitspanning De Gouden Bal, die stond, waar nu
de Singelstraat op de Noordersingel uitkomt,
de herberg Bellevue bij de Zuidergracht en de
uitspanning De Roode Boer aan de Grachtswal.
Bij het geheel bebouwd raken van verschillen
de delen van de buitensingel de Grachtswal
en de Ooster- en Hoekstersingel werden in
deze Stadsbuitensingel in hun oude glorie met
een dubbele rij bomen zien. Voor de oudste
foto, van de Noordersingel (uitgegeven door
Dijkstra's boekhandel te Leeuwarden) heeft de
fotograaf voor het Diakonessenhuis gestaan en
de lens op de Singelstraat gericht, voor het
maken van de andere plaat, van de Westersin
gel (een uitgaaf van boekhandel R. van der
Velde te Leeuwarden) had hij zijn omvangrijke
kiekkast bij het begin van de Fonteinstraat op
gesteld.
De Noordersingel is intussen de meeste van de
hier geportretteerde bomen kwijtgeraakt, de
Westersingel verloor ze allemaal en bovendien
de aarden wal, die de laan een halve eeuw
geleden nog een landelijk aanzien gaf.
Zo bewaart alleen de Noordersingel met het
schamele restant van de bomen, die hier lang
geleden zijn geplant, nu nog de herinnering
aan die oude, veelbezongen Stadsbuitensingel.
FENNO L. SCHOUSTRA
de loop van de jaren veel bomen van de laan
gekapt. De grootste aanslag op de schoonheid
van de Stadsbuitensingel vond echter nu bijna
honderd jaar geleden plaats, toen bij het recht
trekken van de stadsgracht tussen het Verlaat
en de Wirdumerpoortsdwinger de hele schilder
achtige Zuidersingel verdween.
De stad moest er een onherstelbaar verlies door
lijden, hoewel dat toen en ook later merkwaar
digerwijs helemaal niet als een verlies werd
gevoeld. Nog in 1905 werd de veranderde situa
tie op deze plaats door stadsarchivaris juffrouw
R. Visscher bejubeld op een wijze, die ons het
hoofd doet schudden: „Welk een ruime en
frisse indruk maakt de stad thans niet op ieder,
die haar van de zuidzijde nadert: welvaart en
keurige netheid springen hier het eerst in het
oog."
Twee prentbriefkaarten in grootmoeders ansich
tenalbum, een van zestig en een van vijftig
jaar geleden, laten ons nog twee stukjes van