dUMYiA nni/lil r™ mm 1 1 „Bewijs van goedkeuring over gedrag en vlijt, 3de klasse, 2 de prijs der 2 de af dee ling. Alzoo G. Menalda als leerling op de Stads-Burger,school voor jongens te Leeu- wa~den in het afgeloopene schooljaar zich wel gedragen en benaarstigd heeft, zoo heb ben Commissariën en Hoofdonderwijzer van voornoemde school tot een verëerend be wijs hunner goedkeuring en ter verdere aanmoediging, hem dezen eereprijs toege wezen. Leeuwarden den 6 Augustus 1840"; was getekend: E. Boschloo, Hoofdonderwij zer; Ph. Silvergieter Hoogstad, A. De Keth, Commissariën. En het geschenk, de ereprijs? Het was een boekje in gemarmerd papier ingebonden en getiteld: „De vertellende Grootmoeder on der hare kleinkinderen, naar het Hoogduitsch van August Willmar" en het werd uitgege ven te Deventer bij A. J. van den Sigten- horst. Het boekje bevindt zich in de rijk voorziene bibliotheek van de Ottema-King- ma Stichting, die ook een bijzonder aardi ge afdeling oude kinderboeken bevat. Er zijn gelukkig plaatjes in het boekje, dat in 1837 uitgegeven is. In een dicht begroeid prieel zit grootmama breeduit met de flod dermuts op, een bemutst kleindochtertje op schoot en vier grotere kinderen in de kle ding van die tijd staande om haar heen. Zij hangen aan haar lippen, want als men alleen al de namen van verschillende ver haaltjes leest, kan men zich indenken dat het woest-spannend was om te luisteren". f f VAN OUDS N A A U W 8 De bedorven kleinzoon, De geheimvolle doos, De schrandere inval, Het spook, De dievenbende, De trotsche jonkvrouw, De heer baron van Wind, De Mutsenbol, De praatzieke Barbier, De aanstekende ziekte, De Bergraad Kwikzilver". Het is om van te watertanden! In het voorbericht lezen we dat het de schrij ver was opgevallen, dat het soms zo moeilijk was de kinderen bezig te houden gedurende de lange winteravonden „zonder hen te veel aan het spelen te gewennen. Deze moeilijk heid is dikwijls voor ouders nog grooter, dan voor opvoeders en onderwijzers. „Men moet natuurlijk ervoor zorgen dat de ver halen binnen de gezichtskring van de kin deren blijven; zij moeten „scherts en ernst gelukkig vereenigen". Dan kunnen „be schaafde ouders en goedwillige opvoeders" het verstand en het hart van de kinderen ten goede bewerken. Zij mogen er eigen ervaringen aan vast knopen; „op deze wijze kunnen zulke avondgesprekken zelfs voor volwassenen onderhoudend, roerend, stichte lijk worden, en bijdragen tot het, met regt zoo hoog gewaardeerde, huisselijke geluk". Of de kleine G. Menalda het voorwoord ge lezen heeft weten we niet. Maar hij zal zeker geboeid zijn geweest door de 60 verhaaltjes, die er op volgden. Daar is de kleine schat graver, die in de pastorie-tuin een middel eeuwse schat hoopt te vinden, doch slechts de zojuist geplante bloembollen van zijn va der verwoest. Daar is Christina die bijna sterft van schrik, wanneer een spook de trap op trampelt en op haar bed springt. De moeder komt op haar angsitgeroep aange sneld en gilt het huis bij elkaar het blijkt Hans, „eenen vriendelijken geitenhok" te zijn, die op de boerderij waar zij logeren, vrij mag rondlopen. Baron van Wind is een opsnijder, die beweert vijf kinderen tegelijk uit de Seine gered te hebben, hen in zijn rechterarm te hebben genomen, terwijl hij rnieit de linker naar de oever zwom. In Tur kije had hij een woedende stier met zijn horens zo diep in de grond gedrukt, dat men rustig de tijd had hem (de stier) daar na te doden. Voorts komen we een Adolf tegen die als kind door een hondje gebeten wordt en zo'n angst voor honden krijgt dat, als hij groter geworden wéér eens van hon den schrikt, hij de vallende ziekte krijgt een verhaal bij uitstek ongeschikt voor klei ne kinderen. Barend en Otto spelen met pijl en boog, een pijl valt in de gracht, de jongens halen die uit het water, klimmen tegen de oude muur op en vallen achterover in het water: „de steen viel dezen (Otto) zoo hevig op de borst, dat hem het bloed uit de mond stroomde. Barend brak een been, en de genezing was zoo ongelukkig, dat hij levenslang moest hinken en dus nooit soldaat kon worden. Otto sukkelde langen tijd, en stierf eindelijk in zijn zeventiende jaar aan de tering." De schrijver vraagt zich af of de pijl-van-een-dubbeltje dit alles waard was geweest? Wij vrezen van niet. En dan de freule von Norden, die zó hoog in de wapens was, dat zij altijd haantje de voorste wou zijn en dus niet met een rei zend koopmansbediende wou dansen. Later blijkt dat deze jongeling een verkleedde graaf van Steinberg is. „Hoe zeer werd nu de trotsche freule von Nor den uitgelachen; hoe ergerde zij zich over haar gehouden gedrag! De gansche stad sprak er van en men oordeelde: het is regt goed, wanneer de hoogmoedige zich door zijn misslagen be spottelijk maakt!" Gelukkig kon de kleine G. Menalda ge traceerd worden: hij heette Gilles, was een zoon van de wijnkoopman uit de Groo- te Kerkstraat en een oom van de later zo bekende griffier C. B. Menalda. Hij trouw de in 1855 met Riekje Harmens uit Harlin- gen. Misschien hebben hun kinderen ook nog dikwijls het boekje in handen gehad en ge noten van, geweend over en gesidderd bij de verschillende verhaaltjes. M. J. VAN HEEMSTRA.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1963 | | pagina 11