Bewoners van het Vliet moesten lang smeken om verbinding met de stad üpppè i T^lffemsierhunst $terketiiurjL I BABBELTJES OP DE BRUG VOOR AL UW BLOEMWERKEN 6 door FENNO L. SCHOUSTRA Hebben we het de vorige maal gehad over de belangrijke verbeteringen in Leeuwar den in het eerste kwart van de zeventiende eeuw, toen er binnen de stadsgrachten ver schillende brede brugpleinen werden aan- legd, laten we nu eens de bruggen bewan delen, die er toen al lagen buiten de ver dedigingsgracht. Dat waren er nog niet zo veel en de enige verbinding bijvoorbeeld, die de stad met het Vliet onderhield, liep via de brug bij de Wir- dumerpoort en de landweg Achter de Ho ven, die toen nog niet meer dan een voetpad was. Dit pad kruiste de mond van de Pot- marge waarover in 1591 een brug was ge legd: het oudste zusje van de huidige Pot- margebrug. Leeuwarders, die in die dagen dus op het Vliet moesten zijn, waren op deze lange om weg aangewezen, tenzij ze zich bij de Tuin- sterwaterpoort met een bootje lieten over zetten, wat natuurlijk nog wel zo gemakke lijk was. Maar de Vlietsters zelf verlangden vurig naar een betere verbinding met de stad, dan deze overhaal en meer dan eens verzochten zij het stadsbestuur over de buitenste ver- dediigingsgracht een brug te slaan. Pas in 1657 echter kon aan het verlangen van de Vlietsters worden voldaan: toen wer den er, naast de Tuinsterwaterpoort nog een kleine stenen poort gebouwd en een ophaal brug aangelegd. Bovendien werd toen aan de bewoners van de zuidzijde van de Tui- De Ruyterweg Leeuwarden f elefoon 2 1986 nen toegestaan om op eigen kosten, vlak bij de Tuinsterwaterpoort een eikenhouten brug over het water van de Tuinen te leggen dat werd de Rodebrug, naar de kleur, die de Tuinsters kozen voor hun bruggetje. Met deze ophaalbrug kregen de Vlietsters dus eindelijk de al zo lang begeerde betere verbinding met de stad en dat gold zowel. stad in die dagen kunnen we nu nog krijgen, wanneer we de Noordersingel bewonderen, het enige overgebleven stuk van die lange wandelweg. Van alle andere stukken van de singel vin den we nu niets meer terug: de Hoekster- singel is al heel lang geleden haar linde bomen kwijtgeraakt, de Oostersingel en de Westersingel zijn in werkelijkheid ook al lang geen singels meer en aan de Ooster- grachtswal is al helemaal niet meer te zien, dat hier eens een van Leeuwardens mooiste «s M tft-2*5? SI Zo zagen vroeger de Tuinster Waterpoort en de ophaalbrug eruit, die de Vlietsters een betere verbinding gaven met de stad. Ook de stadsbuiten- singel is op deze plaat mooi te zien. Op de plaats van de prachtige rij bomen links staan nu de huizen van de Oosterkade. voor de bewoners van het Noordvliet als voor die van de zuidelijke kant, want al een kleine vijftig jaar waren Noord- en Zuid- vliet toen met elkaar verbonden door de Boomsbrug, die lag en nu nog ligt, waar het Vliet in de stadsgracht uitmondt. Met de Wittebrug kregen de bewoners van deze hoek van de stad in 1659 een tweede brug over het Vliet en omstreeks 1700 kwam daar nog een derde brug bij: de Blauwebrug, die lag, waar nu de Noord- vlietstraat is. Intussen was er in de stad een werk vol tooid, dat aanzienlijk spectaculairder kon worden genoemd, dan het slaan van een paar bruggetjes over het Vliet: tussen 1639 en 1647 hadden de Leeuwarders hun stad niet weinig verfraaid met een prachtige sin gel om de hele buitenste verdedigingsgraoht heen! Die singel volgde dus de kronkels van de gracht en rijk beplant met een dubbele rij lindebomen vormde ze een unieke wandel weg. Enig idee van de schoonheid van de wandelwegen lag. Ook aan de zuidkant kronkelde de singel dus met de stadsgracht mee en gaf ze dit deel van Leeuwarden een landelijk karak ter, tot ze in 1868 bij het rechttrekken van de Zuidergracht tussen Wirdumerpoorts- en Verlaatsbrug jammerlijk verdween. Wat onze voorouders met het opruimen van deze Stadsbuitensingel vernielden, zullen ze zelf wellicht nauwelijks hebben beseft, hoe wel stadsarchivaris Wopke Eekhoff de schoonheid van deze singel in 1845 nog zo bezongen had: „eene wandelplaats, waar aan ieder ingezeten dezer stad met regt zoo groote waarde hecht, wier lommer in deze zomer allen standen (verademing aanbiedt; welke ons, gedurende het ongunstige winter- saisoen, gelegenheid schenkt, om de stad niet als een kerker te beschouwen, en voor wier aanleg wij onze vaderen te dankbaar der zijn, naar gelang zoo weinige steden des vaderlands het voorregt van het bezit van zulk een vast en net beplant wandelpad rondom de stadsvesten met ons deelen."

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1963 | | pagina 6