mnaArPierlejufef 19 z De kinderen speelden aan de kant van het meertje. Er lag prachtig wit zand dat je in een emmertje kon scheppen en waarmee je zand taartjes kon maken. Je kon een tuintje aan leggen met grassprietjes en bloempjes en steen tjes, die je vlakbij vond. Het was er heerlijk. Ook voor de moeders, want die konden rustig zitten breien en naaien, terwijl de kinderen speelden. En al liepen zij het water in, dan was dat nog niet erg, want het bosmeertje was niet diep. Een grote jongen kon er doorlopen, van de ene oever naar de andere en dan wer den zijn knieën nog niet eens nat. Natuurlijk kon je ook scheepjes laten varen. Hans en Pieter hadden van hun vader een mooi model zeilscheepje gekregen. Vader was met de boer mee naar de stad gegaan om van aller lei te bestellen voor zijn timmerwinkel. En toen hij thuis kwam, had hij voor de jongens dat scheepje meegebracht! Hans en Pieter waren tweelingen. Ze speelden dus altijd met elkaar en hadden haast nooit ruzie. Als de een iets wilde hebben, zei de an der niet: dat is van m ij Ze deelden alles als ze wat lekkers kregen. Het scheepje konden ze natuurlijk niet delen, maar daar speelden zij dan om de beurt mee of samen. „Hans, als ik het schip nou hier los laat en een zetje geef, dan moet jij daar, bij dat in- hammetje, wachten tot het daar aan komt. Dan leg ik er wat grassprietjes op, dat is dan het hout, dat het schip moet vervoeren", zei Pieter. „Goed", zei Hans en hij liep naar het inham- metje om op het schip te wachten. Hij zag, dat Pieter er wat grassprietjes op legde en het toen een duwtje gaf. Er was een heel klein beetje wind en die blies in de zeiltjes en heus, daar kwam het schip naar het inhammetje toe net een echte haven waar Hans zat te wachten. De grassprietjes waren er onderweg bijna allemaal afgewaaid, maar dat was niet erg want die waren er genoeg, dan plukten ze er maar weer wat nieuwe voor de volgende vaart. Het scheepje kon niet terug varen naar Pieter, want daarvoor blies de wind verkeerd. Maar dat was niet erg. Om de beurt lieten de twee lingen het schip te water en om de beurt wacht te er een van hen bij het haventje, om het trotse schip met zijn lading aan te zien komen. Weer werd het schip te water gelaten. Ditmaal lagen er kleine takjes op, die woeien niet zo gemakkelijk weg als de lichte grassprietjes. Èn ze leken echt op houtmasten, die per schip in de echte grote havens aankomen. Of Hans het schip te hard had geduwd of dat de wind uit een andere hoek blies, dat wisten de jon gens niet. Maar ditmaal zeilde het niet naar het haventje, maar het gleed naar het midden van het meertje en daar bleef het zo'n beetle ronddobberen, maar het kwam niet naar de wal, waar de jongens waren. Wat nu te doen? Zij waren te klein om door het meertje te lo pen. En de moeders waren met de kleine kin deren naar huis gegaan. Niemand was er om UITZONDERLIJKE KLEDING MODES EN HOEDEN VOOR DAMES EN HEREN schreeuw holden de jongens terug en wachtten aan de kant. Ja hoor, daar kwam het aan. De takjes lagen er nog op en het zeilde zomaar het haventje binnen. Wat waren ze blij! Ze namen het scheepje gauw uit het water en draafden naar huis. „Hé, wat heb ik moeten blazen", zei tovenaar Pierlepoef, die achter een grote eik had ge staan en alles had gezien. Zachtjes had hij ge zegd: Windje, blaas het scheepje voort, over 't water, zoals 't hoort: naar de tweeling, oef, oei, oef; dat is de wens van Pierlepoef". „En omdat er geen wind was, moest ik zelf wel blazen", zei de tovenaar en ook hij ging gauw naar huis. MAJA VAN HEEMSTRA OP 12 MEI WERDEN OP HET VAN HARINXMAKANAAL NATIONALE WEDSTRIJDEN KANOVAREN GEHOUDEN te helpen. En je kon een schip nu eenmaal niet roepen, zoals je een poes of een hond roept! Ze liepen hard langs de rand van het water, telkens dachten ze: nu komt het wel deze kant uit! Maar dan dreef het weer naar de andere kant. Hun mooie schip, dat vader voor hen had mee gebracht! Daar lag het nu op 't water, met de takjes als lading. En het was onbereikbaar. Ze zaten stilletjes in het witte zand, moe en warm van het ronddraven. Ze moesten naar huis, want de klok had al geluid, omdat het zes uur was. Ze pakten elkaar bij de hand en liepen langzaam weg. Toen ze een eindje van het meertje waren, draaiden ze zich allebei nog eens om. Daar lag hun schip, de zon scheen op de witte zeiltjes. Maar wat was dat? Begon het weer te waaien? Er kwam een rimpeling in 't water, het scheepje bewoog en het begon te glijden. Naar de oever toe. Met een blijde

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1963 | | pagina 19