Handelswaar uit alle oorden kwam vroeger op de VERMAAK WAS EERST BIJZAAK Meer amusement e( b: T' Deze kermisprent uit de vorige to eeuw laat zien, dat de draaimolen IE ook toen al het geliefde vermaak voor de jeugd was. De carrousel was in oorsprong een ronde draf- baan voor echte paarden. Later liet men houten paardjes rondom een spil draaien. En dit mechaniek werd in beweging gebracht door... een rondlopend paard. hoog) en van een vijfjarige reus; ook is er ®en, tweede gezelschap koorddansers. Het t stadsbestuur laat op de baan langs de Mars- sumer rijdweg een gouden zweep verharddra ven. In de geïllumineerde Prinsentuin wordt gemusiceerd, m de (1803 opgerichte) schouw- burg m het Ruiterskwartier (nu Friese Club) Ca treedt Ward Bingley op met de Rotterdamse en Ve Haagse „toneellisten"; op enkele avonden is Üi daar na afloop van de voorstelling een grote danspartij onder leiding van een bekwaam dansmeester." bekwaam D gc Maar de kramen vormen toch nog de hoofd moot. Vele kooplieden van elders kondigen hun komst per advertentie aan en zo is er nog be- P kend, dat er in dat zelfde jaar 1806 o.m. ver krijgbaar zijn: schoenen en muilen, galanterie- en, glaswerk, tingoed, spiegels, messen en scha ren, brillen, neteldoeken en bontgoed, veel koek en banket en nóg meer wafels en poffertjes. Er komt steeds meer leven in de brouwerij. Naast Bingley, die met enkele onderbrekin- Pn j7~ 1835 de schouwburg blijft bespelen, treedt er al spoedig een tweede toneelgezelschap (dat van W. G. Weddelooper uit Amsterdam) op, =c eerst in een tent op het Zaailand, later ook in L Zaal Van der Wielen (gebouwd 1810, thans Za len Schaaf). Weddelooper brengt hier op 14 juli 1829 een melodrama in vijf bedrijven Het spra keloze meisje van Portici", welk stuk het vol gend jaar als opera in Brussel de Belgische opstand zal inleiden. Sedert 1807 treedt e: soms ook een operagezelschap tijdens de ker mis op, maar een derde troep toneelspelers (onder directie van H. van Overvest Kup) krijgt In slechts vergunning, wanneer een der andere te zich terugtrekt en dan nog slechts „mits hij lij acteurs engageert, die het publiek alhier kun- nen bevredigen" (1831).. 0 Deze gezelschappen lijden soms veel schade ha door de concurrentie van een paardenspel, dat he buiten de stad (bij de Schrans, op het gebied da van Leeuwarderadeel) zijn tenten opslaat. Het gemeentebestuur maakt de „kermisdrave- ke „I Vc to W' de wi m er sc zu sc Dit was dus dé gelegenheid voor burgers, boe ren en buitenlui om hun inkopen te verrichten: er was nu concurrentie en groter keus. Ter op luistering van deze markten werd er ook we] een marionetten-speler, een goochelaar, een Koorddanser of een vertoner van perspectieven toegelaten (waar zij een douceur voor de armen tegenover dienden te stellen); rijfelaars (is dob- oelaars), draaibord- en loterij spelers zijn steeds geweerd. In 1786 wordt de standplaats der kramen na der geregeld: voor de huizen van de Nieuwe- s ad Z.z., tussen Lange Pijp en Wirdumerdijk een lange rij kramen met „praetieuse waaren" haaks daarop, op de Lange Pijp de kramen met „de aansienlijkste coopmanschappen" en op de Tontjepijp en langs het Waagsplein ook een rij dergelijke kramen; óp het Waagsplein twee dubbele rijen, noordelijk de „poppecraa- men en aan de Zuidzijde de koekkramen; tus sen Waag en Lange Pijp de wafel- en poffer- tjeskramen en daarachter de losse koopman- schappen; porselein, potgoed en glaswerk krij gen een plaats langs de Nieuwestad N.z. en de te veilen koopmanschappen voor het stadhuis. Deze regeling voldoet waarschijnlijk niet, want twee jaar later wordt de gehele kermis ver plaatst naar Ruiterskwartier en Zaailand, toen nog gescheiden door de „oude gragt". Bij die gelegenheid worden ook standplaatsgelden vast gesteld, per voet lengte van de kramen va riërend van 3 tot 4 stuivers (ingezetenen 1 st. korting). De invordering geschiedt door de stadswachtmeester en zijn assistenten, die daar voor een kwart van de opbrengst mogen behou den. In 1806 besluit het stadsbestuur, dat de jaarlijk se kermis voortaan niet meer de eerste vrijdag, maar de tweede woensdag van juli zal aanvangen en zal eindigen „des Dinsdags agt dagen daaraan volgende". In dat jaar is er meer vertier dan ooit te voren: Lion Kinsbergen treedt op met zijn troep paardrijders en koorddansers, er is vergunning verleend tot de vertoning van het marionettenspel „De Vier Kronen", van een juffrouw van kleine gestalte (slechts 23/4 voet Vreemde dieren, vreemde mensen.... het kermis-kijkspel had een grote plaats op de kermis. Dit is „de wildeman", een negerge kleed als krijgsman uit het oerwoud. Jeugdige kermisbezoekers wordt door oude ren vaak voorgehouden, dat de kermis-van- nu niet te vergelijken is met die van vroe ger. Dat is wel juist, maar het is zeer de vraag, of deze huidige generatie, vooral uit op sensatie, enig enthousiasme zou kunnen opbrengen voor de rijen kramen en diskes, welke dé trekpleister vormden voor de ker mis bezoekers van eertijds. Een kermis annex jaarmarkt betekende tot het eind der 18e eeuw nl. schorsing van de strenge gildebepalingen. Van omstreeks 1453 dateert een ordonnantie ter beveiliging van de jaarmarkt te Leeuwarden, waarbij iedere bezoeker vrijgeleide wordt gegeven, acht dagen vóór en acht dagen na de markt. Nog in 1655 en 1656 werd er hier bij het begin der kermis een „merkcruys" op gericht ten teken van deze marktvrede: vreemde kooplieden konden hun waren te koop aanbieden zonder de vele beperkingen, die gedurende de rest van het jaar golden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1963 | | pagina 12