Bont kijkspel
rijen" tot een traditie door jaarlijks (sedert
1792) een gouden zweep uit te loven; kasteleins
stellen zilveren tabaksdozen ter beschikking
voor de beste kolf-(later ook: biljart-) presta
ties. De koffiehuizen zijn feestelijk verlicht; er
wordt gemusiceerd en soms ook gedanst tot
diep in de nacht.
Intussen evolueert de eigenlijke kermis van
exclusieve markt tot bont kijkspel. Er zijn
vreemd gevormde mensen en lieden uit verre
streken te zien: drie zonderlinge vrouwen (ver
toond door Buziau, 1809), een kind van ver-
wonderenswaardige grootte en dikte (1810),
drie kinderen des geheims (1816), een meisje
zonder armen en benen, een grote juffrouw
(gepresenteerd door de heer Ger. Behrends
Smidt: „In alle de Steden, waar deze jonge
Juffrouw is gezien, heeft zij door hare uitste
kende hoedanigheden, de bewondering en
goedkeuring weggedragen van al diegene, wel
ke haar met hun bezoek vereerd hebben. De
Heer GER. BEHRENDS SMIDT durft zich
vleien, dat het Publiek zich overtuigen zal, tot
nogtoe zulk eene merkwaardige Juffrouw niet
gezien te hebben)".
Voorts een klein meisje (1824), een harige man,
een zeemeermin en een 25-jarige dame met
baard, bakkebaarden en knevels (1829), een
Tyrolische en een Bengaalse vrouw (1833);
toppunt was toch wel de wildeman (1839). In
1819 wordt er permissie gevraagd om een mis
maakt kalf en kind dubbelmonster in een
glas met sterk water te mogen vertonen; dit is
afgewezen „om bij bepaalde personen geen ver
keerde indrukken te vestigen". Sterke dames
vertonen hun prestaties (1808, 1816), later ver
schijnen er gehele gezelschappen met „kunsti
ge dansen sprongen" (1824) en met „hercu
lische, athletische en gymnastische voorstel
lingen" (1837). Paardenspelen, als van Blanus
(1833) en Blondin (1836), trekken vele bezoe
kers, evenals de menagerieën: vreemde vier
voetige dieren en Oost en West Indische kana
rievogels (1808), een schip met gedierte (1816)
en gedresseerde kanarievogels (1829). Het was
senbeeldenkabinet (1808), soms wel 140 beelden
bevattend (1829), blijft in trek; later komen er
ook beweegbare beelden (1837).
De „mechanische representatiën" (1809) voe
ren al spoedig tot de Hamburger caroussel
(1822), de Russische schommel en de Hollandse
caroussel (1828). Het jaar 1830 brengt als nou
veauté de camera obscura. De „hofmeehani-
cus" D. L. Bamberg geeft in 1816 drie repre
sentaties van physische en mechanische proe
ven en in 1844 mechanische voorstellingen. T.
D. Bamberg, een ander lid van deze beroemde
goochelaarsfamilie, komt in 1845 met het Gran
de Theatre Mysterieuse, een goocheltheater
waarschijnlijk.
Deze spektakeltenten leiden weer een nieuwe
kermis-periode in. In 1850 zegt een Harlinger
„Waarheidsvriend" in een pleidooi voor de ver
vanging van kermissen door volksfeesten, ten
toonstellingen en muziekconcoursen: „Het
wordt meer en meer zigtbaar, dat allerwegen
de kermissen niet meer zijn, wat zij voorheen
waren. Vele kooplieden, die de kermissen nog
met hun kramen bezoeken, ondervinden meer
en meer dat de kermissen niet zelden voor hen
schade in stede van voordeel opleveren, en kan
zulks wel anders, bij de meer en meer
schaarschheid van geld en de overvloedige ge
legenheden, die men dagelijks heeft om zijne
gelden aan den man te brengen. Niet alléén
vindt men meer en meer sierlijke en welge-
sorteerde winkels in de meeste steden van ons
Vaderland, maar reizende kramers en uitpak-
kers groeijen steeds aan, en er zijn weinige ar
tikelen meer, die niet aan de woningen der in
gezetenen te koop worden aangeboden".
Inderdaad verlaten vele kooplieden dan de gro
te kermissen; voor hén liggen er meer moge
lijkheden in de kleinere plaatsen, waar zij zich
tot in den tegenwoordigen tijd hebben gehand
haafd. De „beste freed yn Ljouwter merke"
heeft thans echter een geheel ander karakter
dan in T jailing Halbertsma's dagen.
W. DOLK.
Ook in de vorige
eeuw kon men
scherpte van oog en
vastheid van hand
al beproeven in de
„schietzaak"waar
menige Goudse pijp
het slachtoffer werd
van de uit een buks
afgeschoten
kogeltjes.
De „Geest van
Maju" heette dit
theaterachtige
kermisvermaak,
waarbij het spook
beeld schimmig op
het toneel ver
scheen. De truc is
niet zo moeilijk te
doorgronden, wan
neer men aan spie
geleffecten denkt.
Straatacrobaten,
zoals deze koord
danseres, waren
geregelde kermis
gasten. Eerst moest
er geld op het kleed
komen en dan kon
de voorstelling een
aanvang nemen. De
tekenaar van deze
prent heeft in het
beeld ook een onge
wenste kermisgast
opgenomen en wel
de zakkenroller.
Rechts berooft het
boefje de heer van
goede stand, die vol
belangstelling naar
het koorddansen (of
de koorddanseres)
staat te kijken.