l;;p"
mg-
Hannes, de „hondenjongen
I, 1 j
A y,.
Ook de gaatjes zijn duurder
T' I V lJ
VERHUIZINGEN
TRANSPORTEN
11
'j'v
'A
i
m
BM*.
LEEUWARDEN, EMMAKADE Z.Z. 62
TEL. 0 5100-24595, b.g.g. 25765
Van de Leeuwarder uitgever Suringar heb
ben we al eens eerder een boek besproken
uit de Ottema-Kingma-bibliotheek. Het gaat
deze keer om een in 1853 uitgegeven, uit het
„Hoogduitsch" vertaald werk, dat werd ge
schreven door W. O. von Horn en de verta
ler was niemand minder dan J. J. A. Goe-
verneur, die zelf ook voor kinderen schreef.
Hij is vooral bekend geworden door „Prik-
kebeien". De volledige titel is: „Ook een
menschenleven, al was 't maar van een hon
denjongen".
Het verhaal begint in de onmenselijk koude
winter van 1784 in het dorp Dannenfels, niet
ver van de Donnersberg in de Beierse Palts.
Het is de geschiedenis van het negende kind
van een arme weduwe die daar ergens uit
de streek afkomstig was. De beschrijving
van zijn dorp geeft meteen al een beeld van
de samenleving op het land. „Daar woont
van allerlei volk, en hoort men van aller
lei tongen en talen spreken. De marskra
mers, die met hun mageren, hinkenden knol,
die de vaatjes draagt, 't land rondtrekken
ketellappers, bezembinders, schaarslijpers,
kleerjoden, heidens, al dat zwervend volkje
komt in dat nest zamen". Het is in het hutje
van de weduwe een armzalige boel. „Naar
een bed had men lang kunnen zoeken. Tegen
den wand stond een stroozak boven aan een
balk vastgebonden. Die werd 's avonds
neergelaten. Onze arme moeder sliep er met
de kleinsten op. 's Zomers lagen wij jongens,
als we thuis waren, op de vliering; 's winters
kropen we onder de dorre bladers en 't hei
dekruid, dat we voor de geiten hadden opge
zameld". De negen kinderen hadden weinig
te eten, liepen nauwelijks gekleed rond en
schoolgaan was er niet bij. Maar ze waren
gezond en gelukkig en wisten zich altijd wel
te redden. De weduwe wordt ziek en over
lijdt en dan zwermen de kinderen overal
naar toe, daar er niemand voor hen zorgt.
Onze held, die Hannes heet, zwerft door de
bossen en als hij eens in een holle boom
overnacht, wordt hij 's morgens wakker
doordat er een grote jachthond aan hem
snuffelt en vreselijk blaft. Hij ziet dan een
„deftig gekleed heer" en een jager staan.
De heer blijkt de Vorst van Nassau te zijn.
Hij ontfermt zich over Hannes door hem tot
hondenjongen te benoemen. Hannes moet
nu voor de jachthonden zorgen: „Zulke
fraaie honden had ik nergens nog gezien!
Daar waren gladde en ruige, kleine en groo-
te, van alle mogelijke kleur, patrijshonden
en brakken. Ook kleine dreutels met krom
me voorpooten, dikke koppen en lange flap-
ooren, en weer andere, die schraal en slank
waren, en spitse puntige snuiten hadden,
met pooten zoo lang en dun, als van een
groote langbeen-spin". De armoedig geklee-
de jongen, die nog nooit schoenen had ge
dragen, wordt in een keurige jacht-livrei ge
stoken, krijgt genoeg te eten en slaapt in een
bed. Het is alles haast niet te verwerken
voor onze Hannes! Zijn opleiding is echter
hard en de zweep wordt dikwijls gebruikt.
Als hij weer eens door zijn leermeester, de
oude Ruprecht, afgeranseld wordt komt de
vorst binnen en maakt er een eind aan. Maar
Ruprecht is dan meteen zijn doodsvijand ge
worden en wreekt zich later op Hannes, wan
neer die (valselijk) beticht wordt te hebben
gestroopt op het jachtterrein van zijn heer.
Hij raakt in de gevangenis en wordt ont
slagen door de vorst. Daarop volgt het ron
selen voor het leger en hij maakt deel uit
van de slecht betaalde soldaten, die de oor
log in moeten. Hij maakt er ontzettende din
gen mee en wordt zwaar gewond. Als een
jonge Oostenrijkse officier in zijn armen
sterft zorgt hij voor het graf en brengt de
laatste bezittingen terug aan de oude moe
der in Linz, de gravin von Gorz.
De voormalige hondenjongen helpt haar bij
het overbrengen van het lijk van haar
zoon en als zij sterft, laat zij hem een gro
som gelds na. En zo kan Hannes een goe
de levensavond hebben zonder zorgen.
Het verhaal zou ook nu nog de jeugd wel
boeien al zijn er dan wat ouderwetse woor-
den en uitdrukkingen in en al vinden wij,
volwassenen, het veel te langdradig. En ook
de plaatjes zijn weer fijne tekeningetjes, die
een kind zeker zullen pakken. Waarmee dan
maar gezegd is, dat men 'n honderd jaar
geleden toch ook wel wist wat men een kind
voor kon zetten. En dat te betogen was de
reden van dit artikeltje!
M. J. van Heemstra.
Het seizoen der prijsstijgingen
is thans officieel begonnen.
Daarvoor was, zo vernemen wij
van de economen, slechts het
voorseizoen, waarin weliswaar
allerlei dingen meer gingen
kosten, maar dat waren dan
geen prijsstijgingen. Het verschil
is niet met enkele woorden uit
een te zetten.
Door de prijsstijgingen is onte
vredenheid ontstaan. De consu
ment klaagt en roept ach en
wee. Dit is onredelijk ,want men
vestigt daarmee de indruk, dat
voor deze stijgingen het betalen
een pretje was, dat nu wreed is
verstoord. Uit eigen ervaring
kunnen wij verklaren, dat het
betaler, «ns steeds heeft tegen
gestaan bij het doen van aanko
pen. Het zou veel leuker zijn
wanneer we het achterwege zou
den kunnen laten. Enig begrip
voor de principes van winkeldie
veggen, ladelichters en flesse-
trekkers kunnen we wel opbren
gen, al zal hun voorbeeld ons
nimmer navolgenswaard lijken.
Inmiddels is ons door verhelde
rende vertogen van deskundigen,
duidelijk geworden, dat de stij
gingen der prijzen onvermijde
lijk zijn. Weet u hoe het zit? Al
les wordt duurder! Dit verklaart
veel. Juist deze avond vertelde
de nieuwsman van de televisie,
dat de minister heeft toege
stemd in een stijging van de ko-
lenprijs die overigens geen in
vloed zal hebben op de kosten
van het levensonderhoud. Te
recht, mits men te gepaster tijd
de kachel laat uitgaan.
Bergplaats voor meubelen
Verpakken en verzenden naar alle werelddelen
WH klaaen dus niet over de
prijsstijgingen. Ze kunnen ons
nii. üeren. Wij hebben er be
grip voor. Dat wil zeggen: wij
hebben begrip voor alle prijs
stijgingen binnen onze gezichts
kring op één na. Die uitzonde
ring wordt gevormd door de
perronkaartjes van onze NV Ne
derlandse Spoorwegen.
Vroeger (en dat was, menen wij,
nog vorig jaar) kostte zo'n per
ronkaartje een dubbeltje. Daarna
hebben we een tijdlang vijftien
centen moeten betalen. Vervol
gens werd het twintig cent. Wij
constateren hier dus een stijging
met niet minder dan honderd pro
cent. Misschien is dit wel
het nationale record, want zo
fors zijn zelfs de reizigerstarie
ven onzer NS niet gestegen.
Nu willen wij ook hier onze tra
ditionele lankmoedigheid op het
stuk van de prijzen wel belijden.
Vragen de Spoorwegen ons twin
tig cent te betalen voor het voor
recht hun perrons te mogen be
treden? Ze krijgen deze twee
dubbeltjes. Men moet iets voor
een noodlijdend bedrijf overheb
ben.
Maar laten de Spoorwegen niet
proberen ons ervan te overtui
gen, dat wij waar voor ons geld
krijgen. Moeten de reizigers- of
vrachttarieven omhoog? Best,
want om de aangekochte presta
tie te kunnen leveren moeten de
Spoorwegen treinen laten rijden
en dat kost veel geld in tijden
van prijsstijging steeds meer
geld. Maar het perronkaartje
verplicht tot niets, anders dan
toegang verlenen tot station en
perron, die er ten gerieve van
de reizigers en van de NS zelf
toch moeten zijn. De enige tegen
prestaties van de Spoorwegen
zijn: het kaartje verkopen, er een
gaatje in knippen en het kaartje
in ontvangst nemen bij de uit
gang.
Of zouden de gaatjes soms duur
der zijn geworden honderd
procent nog wel?
Ruim een
halve eeuw
ervaring
Pa. u. mm m