vM&:- BOKMA ctlanó en ^Cnu^eltje -m f Het gelag betaald Tjljemsierhuhst Sterkenburt 3 VOOR AL UW BLOEMWERKEN - - H •V» MSERSMA Noren - Friesche Noren - Kinderschaatsen LUXCfVs KdTOpeerhUIS Trainingspakken - Regenkleding die zelf fabriceert en kampeert 20 De verhuizing is in volle gang. De kamers zijn leeg en ongezellig. Overal staan meu bels bij elkaar, kasten zijn open en er ligt haast niets meer in. Straks komt de ver huiswagen en dan gaat Hans een paar da gen maar de buren in het dorp. Dan kan hij meteen naar de nieuwe school en hij loopt toch niet in de weg als vader en moeder nog zo veel in het nieuwe huis hebben te doen. Zijn speelgoed zit in een kist, hij heeft er bij gestaan toen de verhuisman alles inpakte. Die deed dat heel voorzichtig. „Ik heb een zoontje, even oud als jij. En die is ook bang als zijn speelgoed niet netjes wordt behan deld. Dat ken ik", zegt de aardige verhui zer en hij bekijkt de tekening van de hond. „Wat kun jij fijn tekenen, Hans", zegt hij, „heb je ook een hond?" „Die krijg ik als we buiten wonen, meneer. Mams zei dat je geen hond op een flat kunt hebben, dan heeft hij niet genoeg ruimte en in de straat wordt hij overreden". „Dat is ook zo", zegt de verhuisman en hij De Ruyterweg Leeuwarden Telefoon 24986 pakt de laatste restjes van de keuken in. En nu is de wagen ook weg en de kamers zijn helemaal leeg en Hans begrijpt niet dat hij hier heeft gewoond. Hij ,gaat met moeder naar de bushalte, eerst stappen ze in de bus en dan in een trein en dan weer in een bus. Als zij er uitstappen komt de nieuwe buur vrouw naar hen toe. „Ik dacht ik zal u maar even komen halen, dan neem ik Hans meteen mee naar huis". Zij heeft een grote zwarte hond bij zich. „Mams, kijk eens een hond!", zegt Hans. „Vind je dat zoiets bijzonders?", lacht buur vrouw. „We hebben bijna allemaal een hond bij ons op het streekje. Heb jij er geen, Hans?" „Neen, mevrouw maar ik krijg er een als we buiten wonen." „O, dan weet ik er een mooie voor je", zegt buurvrouw weer. „Bij mijn zuster, die een eindje verder woont dan wij, is een nest jonge honden geweest. Zij zijn allemaal weg op één na. Die was ziek geweest en toen wou ze die niet weggeven. Maar nu is die al weer beter en hij is niet zo erg jong meer. Hij bijt niet alles meer kapot en hij is in geënt tegen hondenziekte. Het is een lief beest. Bruin met krullig haar". „Dat lijkt wel op jouw tekening, Hans" zegt Moeder. „En heeft die hond ook een naam?" „Ja, hij heet Knuffeltje. Want toen hij ziek was geweest knuffelden de kinderen hem al tijd zo, omdat ze zo blij waren dat hij weer beter was, daarom heet hij Knuffeltje". „Wat een aardige naam", zegt Hans. „Mag ik hem gauw zien?" „Vanmiddag zullen we gaan kijken", zegt buurvrouw en dan gaan ze naar haar huis om te eten. 's Middags gaan buurvrouw, Joke, haar dochtertje, en Hans naar het huis van de zuster. En daar zien ze de moederhond, die zwart is met bruine vlekken en daar komt Knuffeltje ook aangedraafd. Het is écht een hond om te knuffelen. Met zijn gro te ogen ziet hij Hans zo trouwhartig aan en hij probeert meteen te spelen en bijt naar een stokje dat buurvrouw hem voorhoudt. Hans straalt van top tot teen. Dat is nu zijn hond! Dat is nu de hond zoals hij hem heeft getekend. Flap-oren en een lange staart en bruin krullerig haar. „Mag ik hem meenemen?", vraagt hij. „Ja, natuurlijk, ik heb een groene hals band en riem voor hem. Je moet hem wel vasthouden de eerste dagen, anders loopt hij telkens naar hier terug. Want hij denkt na tuurlijk dat hij hier altijd zal wonen, hij is geen ander huis gewend". En daar gaan ze: buurvrouw en Joke en Hans met Knuffeltje aan een groene riem. Knuffeltje krijgt een mand in de kamer. Hij is eerst wat onwennig en zit telkens een beetje te janken. Maar dan gaat Hans naar hem toe en praat tegen hem en aait hem en speelt met hem. „Wees maar stil, Knuf feltje, je bent een zoete hond. Als je ge wend bent mag je los lopen. En dan gaan we naar het bos. En dan mag je heel hard rennen. En dan loop ik ook hard. En dan kijken we wie 't eerst aan het eind van het bos is". „Ik denk, dat Knuffeltje het dan wel zal winnen", zagt buurvrouw, „want hij heeft vier pootjes en jij maar twee!" MAJA VAN HEEMSTRA UITZONDERLIJKE KLEDING MODES EN HOEDEN VOOR DAMES EN HEREN SINDS 1855 N A A U W 8 Bebaarde jongelui zijn tegenwoor dig dikwijls het slachtoiier van de spotlust van gladgeschoren mede mensen. Er is ook hier niets nieuws onder de zon, zoals het volgende verhaal mag leren. Op 21 juli 1617 liep Sijtze Jenckes- zoon met enige vrienden op de Pe- perstraatspijp, alwaar hij een ze kere Cent Jan Kempes ontmoette. Deze Cent, nogal dorstig van aard, stelde Sijtze voor een „mingelen olte kanne biets" te gaan drinken, een bezigheid, die vlak in de buurt en wel op de Weaze ongetwijfeld tot een goed einde te brengen zou zijn. Sijtze aanvaardde de invita tie, maar op één voorwaarde: wie de langste baard had moest beta len. Wij tasten in het historisch duister, wanneer het er om gaat vast te stellen hoe het met de kin begroeiing der beide heren heelt gestaan, maar zeker is wel, dat Sijtze op dit punt de mindere was van Cent en dus een voor de laat ste weinig aantrekkelijke beta lingsregeling voorstelde. Het is derhalve verklaarbaar, dat Cent luide en boos riep: „Wat roert dy mijn baert." Was het daarbij gebleven, dan zou uit deze ontmoeting geen recht zaak zijn voortgekomen en dan zou heel deze historie niet in het Delinitiet Leeuwarder Sententie boek van het jaar 1617 zijn te rechtgekomen. Cent zette zijn woorden namelijk kracht bij door zijn mes te trekken en Sijtze op twee plaatsen te verwonden: an derhalve vinger lang en diep tot op het bot in de wang, voorts in hand ol vinger. Sijtze was daar van, naar men na zoveel eeuwen nog kan begrijpen, „grote piene ende smarte lijdende" en wendde zich tot de stedelijke magistraat om recht te verkrijgen, in deze zin, dat hij anderhalihonderd goudgul dens van Cent eiste voor de snee in de wang, 20 goudguldens voor de snee in de hand en vergoeding van de kosten van de chirurgijn. Cent verweerde zich door te zeg gen, dat hij zich slechts verdedigd had tegen een zeer agressieve te genstander, die zeli al met het mes klaar stond. Bovendien had hij slechts een mes van zeer geringe omvang gebruikt. De Leeuwarder rechters waren evenwel niet van zijn onschuld te overtuigen, al konden ze blijkbaar niet ontkomen aan de gedachte, dat Sijtze op een zeer tor se manier munt probeerde te slaan uit de messteken. Het vonnis werd: 40 goudguldens in één koop voor bei de steken en daarbij de chirur- gijnskosten. Hij moest dus toch het gelag betalen, al was er van de mingelen oite kanne biers" niets gekomen Wij slijpen alle soorten schaatsenWinkel en Verlengde Schrans 81 - Telefoon 27023

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1964 | | pagina 20