„Oom" en zijn kleuters De oude Franse kostschool voor meisjes te Leeu warden, afgebroken in de jaren 1845 en 1846, zoals deze vlak voor de afbraak werd getekend door Gilles Menalda, die in de Grote Kerkstraat, tegenover de school, woonde. Nu staat hier de Meisjes HBS. 15 Het is half negen in de mor gen. De kinderen die naar de kleuterschool moeten, wachten op hun oom die ze naar school brengt en van school haalt. Het is wel niet hun oom, maar zo wordt hij door hen genoemd. Ze konden vanwege zijn jaren ook wel „opa" zeggen, wat door de moeders dan ook wel wordt gedaan. Weldra is het aan tal gegroeid tot zes, soms nog meer. Twee meisjes nemen wei eens elk een pop mee. Zij hebben soms ruzie en dan gaan af en toe de kleine pootjes omhoog en beginnen ze elkaar te schoppen. Daar houden ze soms open schenen van over. Dan zegt oom: „Niet schoppen en geen ruzie maken", want oom houdt niet van agressie of binnenlandse onlusten. Hij zegt dan weer: „Wie nu weer ruzie maakt, krijgt een kwartje". „Geef dan op dat kwartje", roe pen de kinderen. „Ja", zegt oom, „maar ik moet eerst nog kwartjes vinden". De twee meis jes met de poppen hebben ook verschil van mening. „Jouw pop ziet scheel", zegt de een, waar op de andere antwoordt: „Die pop van jou het geen haar op de kop". Zo komen de kinderen langza merhand bij de school aan het Tournooiveld, achter de Prin sentuin. De naam der school is „De Lijster". Dicht bij de school is een huis met een tuin. In die tuin staan vier kabouter tjes. „Mogen we even de kabou tertjes zien?" vragen de kinde ren eensgezind. Oom kijkt op zijn horloge en zegt: „Even dan, maar niet aan de bloemen ko men en niet op het gras lopen". Er staat een jager-kabouter met een geweer en een hond erbij. Een andere kabouter hanteert een kruiwagen, nog een zit op een boomstam, de vierde in specteert de tuin. De juffrouw die er de huishouding doet, komt naar buiten en praat vriendelijk met de kleintjes. Er komt ook een man naar buiten met een hond. Enkelen van de kleinen worden bang voor het hondje, maar de man zegt: „Hij doet niks", waarop een paar kinderen het beest over de kop strijken. Nu is het bijna negen uur. Oom zegt: „Nu gauw naar school". Het stel begint te zingen: „Tin geling, de school gaat in". Som migen trekken oom mee de gang van de school in, want hij moet helpen jasjes en manteltjes uit te trekken. Ook zit er wel eens een aan een sluiting te trekken die niet goed wil. De oom wordt wel eens meege- loodst in de lokalen; hij moet dan zien wat voor moois ze heb ben gemaakt. De schooljuffrou wen staan er lachend bij. Dat zijn juffrouw Ypes en juffrouw De Wolf. Wanneer er 's morgens nog tijd genoeg is loopt oom soms een straatje met hen om. Hij gaat dan wel naar het Boshuizen Gasthuis, waar oude vrouwen wonen. Men gaat daar door een poort en komt bij een ouderwet se pomp. De huisjes staan om een bleek, ook zijn er boompjes. De vrouwen komen buiten en geven de kleintjes wel eens snoep. De kleinen noemen het Boshuizen Gasthuis „het boska bouterhuis"; ze denken dan ze ker aan Paulus de boskabouter. Om half twaalf worden ze weer door hun oom opgewacht. Ze komen naar buiten met eigengemaakte voorwerpen en ook tekeningen. „Even voor mij bewaren", schreeuwen ze, maar oom kan niet alles bewaren, hij heeft twee kinderen bij de hand. De tekeningen stopt hij in zijn zak, die soms vol papieren zit. De namen staan er wel eens op, maar soms ook niet. Dan weet hij vaak niet van wie ze zijn. Hij komt ook wel eens met de te- kenprodukten thuis. Ze zitten dan nog in de zak. Een enkeling vraagt er later om, maar de meesten zijn het dan al lang vergeten, 's Middags weer naar Het zal de lezer niet moeilijk vallen de schrijver van dit verhaaltje te her kennen in de met „oom" aangeduide hoofdpersoon. De heer P. v. d. Brug heeft vele jaren geleden wel eens over oud-Leeuwarden in ons blad geschre ven. Hij heeft de leeftijd om meer dan een halve eeuw terug te kijken, maar dat verhindert hem niet jong met de aan zijn zorgen toevertrouwde kleu ters te zijn. Zijn verhaal bevat geen schokkende dingen, het hangt aan el kaar van de kleine evenementen in het kinderleven. Misschien kunt u ze even goed aanvoelen als de schrijver school van twee tot vier uur. Bij het naar school gaan en te rug, blijven enkele kinderen wel eens achter of lopen weg, maar de oudste gaat er dan ach teraan, pakt ze beet en zegt: „Terug naar oom". Die „waak hond" raken ze nu kwijt, want hij gaat na de grote vacantie naar de grote school. Op een morgen voor negen uur heeft oom een prentje van het stelletje gemaakt, vooraan in de Prinsentuin. Het zijn van links naar rechts: Aldert Harmens, Heieen Har mens, Antje Dalstra, Hendri- kus Onsman, Hampie Kraaij en- oord, Tiemen Reitsma, (de waakhond, en prijswinnaar teken wedstrijd op de Kinderboerderij), Tinie Woudstra, Annemieke Woudstra, Tineke Dalstra. P. v. d. BRUG

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1964 | | pagina 15