Vijftig jaar Schoonheids- commissie mm*.: Tegenwoordige samenstelling Het was 16 november precies vijftig jaar geleden, dat de gemeentelijke schoonheids commissie voor het eerst vergaderde, 's Avonds om half acht kwam het gezelschap bij een in het Provinciehuis. Het lijkt merkwaardig, dat een gemeentelijke commissie de gastvrijheid van de provincie moest genieten; de verklaring hiervoor moet wel wor den gezocht in het feit, dat de griffier der Staten van Friesland, mr. C. B. Menalda, de voorzitter was. Verder waren lid de heren ir. H. Thorn Prikker, die als gemeentelijk in specteur van het woningtoezicht het secretariaat verzorgde; de architecten W. C. de Groot, H. H. Kramer en G. Stapensea de eerste twee uit Leeuwarden, de derde uit Sneek; B. Martin, leraar tekenen aan de Industrie- en Huishoudschool; mr. W. B. Buma uit Huizum toen nog Leeuwarderadeel; de aannemer-timmerman G. J. Ooiman en de „eigenbouwer" H. P. de Vries. lil de eerste helft van deze eeuw werden de wallen voor het grootste gedeelte geslecht en de fraaie stadspoorten gesloopt. In het laatst van de negentiende eeuw verdween de Nieuwe- toren en werden enige grachten gedempt, zoals die van de Turfmarkt en de Tweebaksmarkt, de Eewal en de Nieuweburen. En overal in de stad werd gebroken en gebouwd, zonder dat overwegingen van stedeschoon duidelijk aan de orde kwamen. De grote expansie van Leeuwarden trad in het laatst van de vorige eeuw in en gaf in het begin van deze eeuw het aanzien aan nieuwe wijken buiten de oude stadsgracht. Dit ge beurde in een periode met opvattingen om trent architectuur, die wij, zacht uitgedrukt, niet altijd onze waardering kunnen schenken. En met deze snelle groei is ook op dit gebied het onbehagen gegroeid over het negentiende- eeuwse systeem van „lassez faire, lassez pas ser". Uit deze geest zijn de schoonheidscom missies gegroeid; Leeuwarden was er vroeg mee, maar andere gemeenten zijn ons voorge gaan, getuige de uitspraak van burgemeester Patijn in de raad dat daar gunstige ervaringen waren opgedaan. De vijftig notulenboeken van de schoonheids commissie die nu bijna zijn vol geschreven, zijn boeiende lektuur voor wie zich in de ont wikkeling van Leeuwarden in de afgelopen halve eeuw wil verdiepen. Het is duidelijk, dat hier slechts een greep uit de inhoud kan worden gedaan en dan is het curiositeitshalve wel het meest voor de hand liggend, dat het eerste van deze boeken wordt opgeslagen. In de eerste vergadering werd begonnen met de behandeling van de vraag wat er diende te ge beuren met de beplanting van de middenper- ken 'op de Tweebaksmarkt, die waren aange legd na het dempen van de gracht. De con clusie was, dat de beplanting laag diende te zijn, maar nog liever zag de commissie deze perken verdwijnen en dit is dus gebeurd. De commissie gaf in deze eerste vergadering een afwijzend advies over een ijzeren bekapping bij het pakhuis van Hartelust, Emmakade N.Z. 149. Zij had geen bezwaar tegen een uithang bord voor het perceel Nieuwestad 56, maar waarschuwde tegen schreeuwende kleuren; zij bracht bezwaren in tegen daken en dak lijsten van vijf woonhuizen, die Y. Verhoeve aan de Willem Lodewijkstraat wilde bouwen en bekeek met critische zin het plan voor de stadsuitbreiding tussen de Groningerstraatweg en het Vliet. De schoonheidscommissie heeft zich dus al direct met een groot aantal onderwerpen bezig gehouden, meer zelfs dan nu het geval zou (Vervolg op pagina 11) De schoonheidscommissie heeft thans de volgende samenstel ling: Jhr. E. C. Storm van 's Grave- sande (voorzitter); J. J. W. van Oerle, A. Nieuwland en P. de Vries (architecten); A. M. Sus- tring en G. Adema (kunstlie vende leden); L. Westerbaan (aannemer); ir. T. F. Bos (direc teur van Openbare Werken); L. Atema (directeur Bouw- en Woningtoezicht, secretaris). De vorming van deze commissie was het ge volg van een raadsbesluit van 28 april 1914, waarbij de bouwverordening werd aangevuld met het artikel 12 bis, dat een schoonheids commissie de taak gaf burgemeester en wet houders te adviseren over de naleving van de volgende bepaling: ,,Het uiterlijk van een ge bouw, met al wat daartoe behoort, hekken, muren en dergelijke, moet zodanig zijn dat het noch op zichzelf, noch in verband met de om geving uit een oogpunt van welstand aanstoot kan geven. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te dien aanzien nadere eisen te stel len." Er wordt vaak gezegd, dat de negentiende eeuw in 1914 is geëindigd. Gedacht wordt dan aan de politieke en sociale verhoudingen, in ternationaal en ook nationaal, die door de eerste wereldoorlog uit hun voegen werden gelicht. Ook de schoonheidscommissie dateert van 1914 een begin, dat uiteraard geen samenhang vertoont met het grote wereldge beuren, maar toch ook mag worden gezien als de afsluiting van de negentiende eeuw en van speciaal: het bouwen in de negentiende eeuw. We weten heden ten dage maar al te goed wat in deze periode is gedaan en nagelaten, met de beste bedoelingen ongetwijfeld, maar door gaans met slechts de utiliteit als beginsel. In het begin van deze eeuw was Leeuwarden nog de door wal en gracht omringde vestingstad, daarna is een periode gevolgd waarin grote structurele veranderingen radikale maatregelen uitlokten bij het bouwen en bij het breken. In de eerste vergadering van de schoonheidscommissie (16 novem ber 1914) kwam een plan van IJ. Verhoeve voor de bouw van vijl woonhuizen aan de Willem Lo dewijkstraat aan de orde. ,,Hier kunnen geen huizen met schuine daken worden verlangd. Wel wen ste de commissie de bekroning der 5 huizen in plaats van met de ge tekende toppen met een eenvou dige Hink vooruitspringende lijst. In die zin werd geadviseerd", aldus de notulen. Op 16 januari 1915 ver scheen de heer Verhoeve zeil in de commissie om zijn bezwaren tegen de weigering van de bouw vergunning toe te lichten, maar ze werden niet aanvaard. Hoe de hui zen er tenslotte kwamen uit te zien toont deze loto van de panden 143, 145 en 147 (de nummers 149 en 151, die oorspronkelijk het vijltal completeerden, zijn later veran derd). Deze loto toont dus de eer ste vruchten van het esthetisch in zicht van de schoonheidscommis sie. Oi de tegenwoordige commis sie er nog zo over zou denken is een andere kwestie

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1964 | | pagina 9