fl oiEgOï ,j. t ril. n KINDEREN OVER HUN HUIS LiÉÉbw ife hbi n in mm n M s ,.v 1 BOERDERIJ HET IDEAAL VAN VELEN 15 ffm Süa» |j\ HOE WIJ WONEN. Acht maal tien woningen: tachtig kleine gezinnen en alleenstaanden vinden huisvesting in dit flatge bouw aan de Groningerstraatweg, het middelste van de drie, gedeeltelijk in de achternamiddagschaduw van het eerste. Een beeld van massale uniformiteit aan de buitenkant en individuele verscheidenheid achter de gevel Een klas leerlingen van de Ferdinand Bol- school heeft, op verzoek van ir. R. N. Hemmes, hoofdingenieur-directeur van de Volkshuisvesting en Bouwnijverheid in Friesland, zijn opvattingen omtrent de huis vesting van het eigen gezin aan het papier toevertrouwd in opstellen, die zeer lezens waard mogen worden genoemd. De geschrif ten zullen niet leiden tot revolutionaire ver anderingen in het bouwbeleid, maar moch ten ir. Hemmes en andere woningbouw spe cialisten menen, dat de jeugd gelukkig is met onze moderne flatbouw, dan kan het bundeltje opstellen dit misverstand uit de weg ruimen. Slechts Yvonne staat aan de zijde der hedendaagse stedebouwkundigen: „Het is heerlijk om in een flat te wonen. Als het regent kun je lekker in de kelder of de portiek". Voor de rest blijkt de jeugd van de Ferdinand Bolschool eensgezind te verlangen naar een huis met tuin aan alle kanten, liefst een rivier of een meer er bij en als het kan ook een bos. Irreële wens dromen, maar wel komt er een groot gemis aan speelruimte, in en buiten het huis, uit naar voren. De hang naar het landelijke brengt de boerderij sterk in de gunst, al is niet alleen de pure liefde tot de natuur drijfveer. Johan 'schrijft, ter motivering van zijn begeerte op een boerderij te wonen: „Daar kan je de koeien opjagen. En de schapen in het nauw jagen en de paarden laten schrikken". Hij wil nochtans ook de boer helpen melken en maakt daarmee veel goed. De neiging om af en toe wat uit de band te springen is ook Huite niet vreemd: „We hebben ook een hond gehad, maar die is weggelopen. Maar je kunt hier wel mooi keetlellen. Daarvoor is het een mooie streek". Het huisdier, in het bijzonder de hond, staat hoog genoteerd en algemeen is de klacht, dat de huiselijke omstandigheden of de geringe animo der ouders het hou den van zo'n dier belet. Ook volières heb ben een grote belangstelling. Voorts Lucas: „En we hebben ook konijnen gehad. Maar die vraten het hele hok op". Jong en oud verdragen zich niet altijd: „Onze buurt is nogal gezellig en er wonen veel oude men sen (en die zijn erg sikkeneurig) en niet veel k nieren"aldus Wibo. Het eigen kamertje is een ideaal, dat niet altijd wordt vervuld door de wanverhou ding tussen de grootte van de woning en de gezinsomvangDat geeft wel eens bot singen met broertjes en zusjes. Paula con stateert: „Ik vind het wel gezellig thuis, maar als ik met andere kinderen aan het spelen ben, dan zit mijn broertje me te pesten. Ik zou graag een hondje willen heb ben, maar omdat mijn broertje te klein is, mag ik er nog niet een hebben. Ik moet altijd met mijn broertje wandelen en daar heb ik niet veel zin in. Hij zit er altijd door heen te schreeuwen als mijn Vader, Moeder en ik naar de televisie kijken". We hebben al geconstateerd, dat de flat woning niet populair is; misschien schrijft Staas niet geheel ten onrechte van een „eensgezindwoning", wanneer hij het over het dierbaar ouderhuis heeft, al valt te be twijfelen of dit inderdaad een „losstaand hoekhuis" is. Het probleem van de geluids hinder wordt door verschillende kinderen ter sprake gebracht. Doede: „Ik woon in een flat op Nijlan. Nu denken vele mensen dat in een flat wonen zo mooi is, maar dat is, volgens mijn mening, niet zo. Ik vind, dat in een flat wonen een hel is. Je mag nooit eens wat plezier beleven, want dat is te gehorig voor de onder- of bovenburen". Jurjen: „Ik vind het vervelende van een flat: je moet altijd om de buren denken; beneden ons hebben ze gelukkig haast al tijd de radio aan, dan hoef je ten minste niet zo stil te wezen". Besluiten we met Ynze, die nu al de weg kent om veel moeilijkheden in het leven te vermijden: „Ik zou graag alleen in de berg streek wonen en zelf met een geweer mijn voedsel schieten, want ik vind dat ik als ik oud ben alleen wil wezen. Ik moet dan wel af en toe even naar de stad toe en daarom wil ik een paard hebben, dat ik dan Hatatila zou noemen. Ik zou aan een andere man vragen (die ook alleen wou zijn) of hij bij mij zou willen wonen. Want als ik van de trap zou vallen, zou ik, als ik alleen was, niets kunnen doen". Met hem zal ir. Hemmes later niet veel moeite hebben.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1965 | | pagina 15