Leeuwardens groei bleef ver beneden landelijk percentage 3 RUIMTELIJKE ORDENING: MEER THEORIE DAN PRAKTIJK Op 9 juli heeft loco-burgemeester J. Tiekstra voor een groep leden van de Tweede Kamer van de P. v. d. A. een uiteenzetting gegeven over de bestuursproblemen van Leeuwarden. Uitgangspunt van zijn betoog was het verontrustende feit, dat onze stad na de oorlog pro centueel de geringste groei van alle Nederlandse steden tussen 50.000 en 100.000 inwoners te zien heeft gegeven: 15.1 procent tus sen 1 januari 1945 en 1 januari 1964. De Nederlandse bevolking groeide in deze periode met 29.4 procent. Maandblad onder auspiciën van de Stichting „Leeuwarder Gemeenschap" 14e jaargang no. 7 juli 1965 Redactie-commissie: Mevr. A. J. Bearda Bakker-Stuiveling H. Kingmans Pater H. W. Dijkman O.P. J. T. Vellenga Redacteur: W. H. Kuipers, telef. 28203 Adres administratie: Voorstreek 101-103, tel. 22046 en 22047 Redactie: Stadhuis Leeuwarden, tel. 21141 Abonnementsprijs 3,00 per jaar Giro-nummer 809910 ten name N.V. Erven Koumans Smeding, Leeuwarden Wat is de oorzaak van dit achterblijven van de groei van Leeuwarden? zo vroeg de loco- burgemeester zich af. Gebrek aan grondgebied kan het niet zijn, want het gemeentelijk terri torium omvat bijna 6500 hectare en de stad neemt daarvan niet meer dan 950 in beslag. De beperkte groei van Leeuwarden moet zon der twijfel in verbinding worden gebracht met het sterk achterblijven van de bevolkings groei in heel Friesland: 8.5 procent. Leeuwar den is niet alleen mede debet aan deze 8.5%, maar ook heeft de hoofdstad onvoldoende kunnen fungeren als opvangcentrum voor de mensen die het platteland hebben verlaten. Duidelijke aanwijzingen in deze richting vin den we, wanneer we de Leeuwarder jaar cijfers over vestiging en vertrek gaan splitsen in veranderingen van woonplaats binnen Fries land en buiten Friesland. In de jaren 1955 tot en met 1964 blijkt de vestiging uit andere Frie|se gemeenten het vertrek naar andere Friese gemeenten met 2529 te hebben over troffen. Maar deze winst werd ruim teniet ge daan door het vertreksaldo van 7102 met be trekking tot gemeenten buiten Friesland. De conclusie uit dit alles is gemakkelijk te trekken. Friesland blijft mensen afstoten door de vermindering van de werkgelegenheid ten plattelande èn door de onvoldoende opvang mogelijkheden van deze mensen in de stede lijke centra, primair Leeuwarden. Van de drie noordelijke provincies was Fries land in 1963 en 1964 de enige waar het vertrek de vestiging overtrof: in 1963 met 2.157 en in 1964 met 1.660. Indien Leeuwarden in deze jaren een normaal te achten bevolkingsgroei had vertoond, dan zou Friesland naar het aantal stellig geen mensen hebben verloren. De vraag is: kunnen we blijvend genoegen nemen met deze sterke expulsie? De heer Tiekstra geloofde, dat er verschillende rede nen zijn om daarop een ontkennend antwoord te geven. Om te beginnen mogen we het be volkingsverloop niet alleen zien als een zaak van kwantiteit, maar moet ook de kwaliteit in de beschouwing worden betrokken. Een stuk kwaliteit zit verscholen in de leeftijdsop bouw. Landelijk omvat de leeftijdsgroep van 20 tot 40 jaar 26.4 procent van de bevolking, in Leeuwarden 24.3 procent. De 60- tot 70-ja- rigen vormen landelijk 7.7 procent van de be volking, in Leeuwarden 9.1 procent. Een onder maat dus van hen die in de kracht van hun leven zijn, een overmaat van bejaarden. De consequenties zijn duidelijk: in 1960 was het landelijk gemiddelde inkomen 2410, in Leeu warden bedroeg het 2397 en in Friesland 2023. Van de Friese beroepingsbevolking heeft 0.7 procent hoger onderwijs genoten, landelijk is dit percentage 1.4 procent, het dubbele dus. Op middelbaar niveau staat in Friesland 6.6 procent van de beroepsbevolking en lande lijk 9.1 procent. Men kan allerlei andere din gen berekenen: het autobezit, het aantal tele foonaansluitingen enzovoort, steeds komt het achterblijven in een vooraf vrijwel te voor spellen mate te voorschijn. Het gemeentebestuur van Leeuwarden is van mening, dat de uittocht uit Friesland moet ein digen. In het kleine Nederland is de oneven wichtige economische ontwikkeling van de laatste decennia en, al is er iets veranderd, ook nog van nu onduldbaar en bovendien onnodig, juist omdat ons land klein is en daar door meer met mentale dan met geografische afstanden te maken heeft. Die afstandswerking staat, zo meende de loco- burgemeester, ook op de achtergrond van de aanduiding „probleemgebied", waarmee wij, niet geheel en al tot ons geluk, zitten opge scheept. Inderdaad: wij hebben onze proble men, zoals die hiervoor zijn uiteengezet. Men is echter vaak eerder geneigd andermans om standigheden als een probleem te zien dan eigen moeilijkheden. Het is niet gewaagd het westen van het land met zijn beangstigende massificatie op allerlei gebied eveneens een probleemgebied te noemen, zij het van een aard, die tegenovergesteld is aan de onze. Het teveel aan die kant en het te weinig aan deze kant zouden elkaar kunnen nivelleren en moeten elkaar nivelleren. Ze doen dit echter niet; misschien mogen we zeggen: ze doen het nog niet. Hoofdoorzaak daarvan is, dat een stad in de randgebieden als Leeuwarden een groeitempo vertoont, dat aan zijn eigen beperkingen onderhevig is. Wij kunnen op papier het beeld tonen van een toekomstig Leeuwarden met een veel dominerender positie in Friesland dan nu het geval is. Wij menen namelijk, dat slechts een sterk en alzijdig ontwikkeld stede lijk centrum deze provincie kan optrekken tot een niveau, dat met het landelijke vergelijk baar is. Zonder concentratie ontstaat geen bundeling van krachten en zonder bundeling worden de krachten versnipperd, aldus loco- burgemeester Tiekstra. Een verantwoorde ruimtelijke ordening moet gebaseerd zijn op het inzicht, dat bijvoorbeeld Leeuwarden in staat dient te worden gesteld tot een zeer sterke, buiten de bestaande pro porties reikende, ontwikkeling te komen, be ginnend bij de woningbouw en verdergaand met alles wat tot de infrastructuur behoort. Zo zouden we de mensenstroom van hier naar het westen kunnen indammen, we zouden zelfs, in een verder stadium, een stroom in de tegengestelde beweging kunnen doen ont staan. Maar hoe is de feitelijke situatie? Wij baseren het toekomstbeeld van onze stad op een aantal van 250.000 inwoners en mogen dit een bescheiden taakstelling noemen, wanneer professor Jac. P. Thijsse het nodig acht, dat Leeuwarden in het jaar 2000 600.000 inwoners telt, niet ten pleziere van Leeuwarden, maar ten behoeve van onze nationale planologie. Onze mogelijkheden, zoals deze door Den Haag worden verschaft, zijn evenwel niet ge baseerd op de eisen van het jaar 2000, maar op de lokale omstandigheden van nu of zelfs van gisteren. In de verhouding tussen het rijk en de ge meenten in de randgebieden, zoals Leeuwar den, komt daardoor een merkwaardige para dox te voorschijn. Onze van rijkswege nood zakelijk geachte ruimtelijke ordening legt ons als gemeentebestuurders de plicht op ons in te stellen op een sterke stroomversnelling in de stedelijke ontwikkeling. Aanvaarden we echter deze nationale taak, dan komt het rijk ons, maar in feite ook zichzelf, afremmen, door als richtsnoer voor het gemeentelijke beleid niet de eisen van de toekomst, maar het be cijferde verleden te stellen. Aldus wethouder Tiekstra, als loco-burgemees ter optredend tijdens het bezoek van de P.v.d.A.-kamerleden. Kort samengevat komt zijn betoog hierop neer: öf Leeuwarden groeit naar eigen behoefte (en dan zal het tempo laag blijven), öf Leeuwarden groeit naar nationale behoefte en dan gebeurt dit in een van rijks wege te bepalen mate en snelheid. Bij het ma ken van deze keus staat niet het lokale be lang op de voorgrond. We kunnen het hier best vinden met onze 86.000 inwoners en heb ben slechts een zeer geringe behoefte aan meer. Maar blijven wij het op deze manier mooi houden, dan wordt in het westen van het land de. toestand steeds ondraaglijker. Het is vreemd, dat wij hiervoor moeten plei ten bij de rijksoverheid. Maar deze rijksover heid belijdt de ruimtelijke ordening helaas meer op papier dan in de praktijk. Het papier is bij dit soort zaken trouwens ook veel ge duldiger. BEIJERSTRAAT 5

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1965 | | pagina 3