Fa.Adema's Bouwbedrijf -- droge, warme zomers raakten de regenwaterbakken uitgeput en dan moesten de mensen het water van elders halen: uit de stadsbuiten- gracht of uit een zoetwatervijver, waarvan Leeuwarden er twee heeft gekend en nog kent: die bij de Oostersingel en die in het Wes terpark. En dan fungeerden de zogenaamde „haalwaters" als red ders in de nood. Ze haalden met pramen vers water van achter de Froskepölle en ventten dat uit in de stad. Maar het vertrouwen in de kwaliteit van dit water werd niet door een ieder gedeeld: de commissie maakt gewag van de verdenking, dat sommige haal waters hun geslonken voorraad onder de Lange Pijp aanvulden Knoeierij Toezicht op de kwaliteit van het water was er niet of nauwelijks. Een knoeier moest het wel heel bont maken wanneer hij door de overheid in de kraag werd ge grepen. Hetzelfde gold voor levens middelen. Wanneer men leest hoe op allerlei verborgen plaatsen vee van onbekende herkomst en van onbekende conditie werd geslacht; hoe het meel voor brood met krijt werd gemengd; hoe melk en kar nemelk met water werden aange lengd, dan moet men wel consta teren, dat de overheid met een verbazingwekkende lankmoedig heid de zaken op hun beloop liet. En de commissie voornoemd? Zij kon, zo heet het, zich heel best voorstellen, dat de kwaliteitsbeoor deling van levensmiddelen een zaak was van de consumenten zelf, maar meende tóch wel te moeten aandringen op enige con trole, waar het publiek niet altijd in staat moest worden geacht ver valsingen te onderscheiden. Met spijt werd voorts geconstateerd, dat zeer velen uit de arbeidende klasse eenvoudig niet in staat wa ren goed voedsel te betalen. Als middelen tot verbetering werden aanbevolen: 1° Bevordering van al hetgeen strekken kan om de nijverheid te begunstigen en den hand werksman te beter zich voor zijn handwerk te doen bekwa men, ten einde zoodoende tot hoogere verdienste te gera ken; b.v. door het onderwij zen op de scholen van zooda nige kunstigheden vooral, die den handwerksman later te stade komen voor zijn bedrijf; door het oprigten van indu striescholen en door het hou den van nijverheidstentoon stellingen. 2° Ontheffing van lasten, inzon derheid van de zoodanige, die kleven aan het verbruik van voedingsmiddelen, b.v. afschaf fing van den accijns op het geslagt en de brandstoffen. 3° Opheffing van alle belemme ringen die aan eenen vrijen toevoer van voedingsmiddelen in de weg staan. Men kan de „Plaatselijke com missie van geneeskundig toevoor- zigt" van 1856 wel enige progres sieve gedachten toeschatten. Het wonen Tal van woningen voor minver mogenden waren voor bewoning ongeschikt, zo constateerde de commissie. Vele waren te klein van omvang in verhouding tot het aantal daarin wonende personen. Vele waren gelegen in nauwe stegen, gangen enz., ten gevolge waarvan daarin geen goede lucht verversing kon plaats hebben. Sommige dezer woningen waren altijd vochtig en donker, omdat de zonnestralen niet konden binnen dringen en ook omdat bij gebrek aan brandstof geen droging door kunstmatige warmte mogelijk was. Voorts was er in de nabijheid van veel woningen geen vers water genoeg, hetzij van kanalen, hetzij van openbare putten. Wat hier wel het meest de aan dacht verdient, dat is zeker het grote aantal kleine woningen in nauwe stegen en gangen, zo schreef de commissie. Het ging vooral om de stegen en gangen met een geringe breedte, waarvan het aantal niet gering te noemen was (In de bijlagen worden er 105 genoemd met 488 woningen en 2174 bewoners). Sommige hadden slechts een breedte van 80 centi meter, de gemiddelde breedte van niet minder dan 31 stegen was één meter of minder. Van 51 stegen was de gemiddelde breedte tussen 1 en 1.50 m. Bij 16 wisselde zij tussen 1.50 en 2 meter, terwijl slechts bij 7 stegen de gemiddelde wijdte boven 2 meter was. De commissie constateerde: „Het in onze overtuiging, dat het aanwezig ziin van zoo vele wo ningen in enge stegen, eene der eerste oorzaken is, waarom die woningen veelal in zeer ongun stige toestand verkeren, wijl zij in die stegen als verholen liggen en de eigenaars ze daarom te meer laten vervallen en, liever dan haar in beteren staat te brengen, zich vergenoegen met ze aan personen uit den geringsten stand, tegen eenen lagen huurprijs te verhuren, omdat zij bij ondervinding weten, dat de nijvere arbeidsman niet dan door den nood gedrongen, zeer nauwe steegjes tot woonplaats kiest. Bedriegen wij ons niet, dan is de oorzaak van het voorhanden zijn van zoovele woningen in naauwe stegen en van het nog van tijd tot tijd in aantal toenemen van de -"57 De Nieuwe Oosterstraat, in het verlengde van de Oude Oosterstraat: intieme uitloper van het winkelcentrum zelve, vooral daarin te zoeken, dat pakhuizen, stallingen en achter huizen van aan de straat gelegene panden, wanneer deze aan eene steeg gelegen zijn, zoo gemakke lijk gelegenheid aanbieden, om, door het daarin aanbrengen van eene of meer middelmuren, bene vens eene uitgang en lichtschep pingen in de steeg, tot arbeiders woningen te worden ingerigt. Zoo lang de gelegenheid tot het wille keurig aanbrengen van dergelijke uitgangen in naauwe stegen blijft bestaan, gelooven wij dat ook in weerwil van den aanbouw van nieuwe woningen men gevaar zal loopen, het ontstaan van der gelijke woningen in naauwe stegen te zien voortduren." De„plaatselijke commissie van ge neeskundig toevoorzigt" heeft tal van misstanden in het Leeuwarden van het midden van de vorige eeuw gesignaleerd en geanaly seerd. Zij moest echter in gebreke blijven bij het analyseren van de slechte invloed op de volksge zondheid daarvan. De bacteriën waren als ziekteverwekkers en ziekteverspreiders nog vrijwel on bekend. Men sprak van „miasma ta" en vatte in dit begrip samen alle „schadelijke uitwasemingen". Huizumerlaan 97 - Leeuwarden - Telefoon 26938 BUNGALOWBOUW VERBOUW ONDERHOUDSWERK RIOLERINGSWERKZAAMHEDEN

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1965 | | pagina 7