.- 64
Eert tekening van de Hoekster binnen- en buitenpoort
Zo werd de situatie bij de gasfabriek in 1937 gefotografeerd
De Zwitserse schilder M. Melling werd in 1812
getroffen door de fraaie aanblik, die hij vlak
buiten de Hoeksterpoort had op de stad Leeu
warden. Met tekenstift en verf bracht hij een
gouache tot stand, die ons in het Fries Museum
nog altijd in staat stelt ons te verdiepen in het
Leeuwarden van het begin der vorige eeuw.
Een mooie en romantische tijd, zo zijn we op
gezag van Melling geneigd te veronderstellen.*)
Dames en heren liepen rustig te wandelen op
de plaats waar nu de Groningerstraatweg be
gint en waar de voetganger tegenwoordig door
het verkeer verpletterd dreigt te worden. Ver
schillende der afgebeelde dames dragen de
enorme duitse hoeden dier dagen, berustend
op een mode, die wel niet terug zal komen,
want niemand zou met zo'n ding op in een
auto kunnen. De belangrijkste verkeersmid
delen van die tijd zijn mede afgebeeld: enige
trekschuiten of snikken en het snelverkeer is
vertegenwoordigd met de paard-en-wagen, die
men juist over de brug ziet rijden.
Schilder Melling heeft voor dit werkstuk zijn
standpunt gekozen op de Hoeksterdwinger: het
driehoekige, in de stadsbuitengracht opgeno
men, eilandje voor de Hoeksterpoort. Dit ge
bouw, waarachter de Voorstreek schuil gaat,
ziet men op het schilderij, rechts daarvan is
de buitenpoort afgebeeld, met de daaraan ver
bonden ophaalbrug. Het bolwerk is nog intakt,
maar de schilder heeft een hoog standpunt in
genomen, zodat we toch allerlei details van de
stedelijke bebouwing te zien krijgen. In het
oog springen de Nieuwe Toren (in 1884 afge
broken), de Oldehove en de Grote Kerk.
Ook anderen hebben de Leeuwarder stads
poorten in beeld gebracht. Een voorbeeld van
een tekening van de Hoeksterpoort (binnen- en
buitenpoort) hebben we hier eveneens afge
beeld. De datering en de naam van de teke
naar moeten we u helaas schuldig blijven, maar
u kunt zich het best opnieuw in gedachten
verplaatsen naar de eerste helft van de vorige
eeuw. De wallen en de poorten zijn omstreeks
1840-1850 opgeruimd.
De stad kwam toen open te liggen. Hoezeer
men het verdwijnen van de poorten ook mag
betreuren, toch moet Leeuwarden toen een
fraaie aanblik hebben opgeleverd voor de rei
ziger, die de stad uit de richting Groningen
naderde. Dit was evenwel van korte duur, want
eveneens omstreeks het midden van de vorige
eeuw ging men hier, toen nog vlak buiten de
stad, een begin maken met de bouw van de
gasfabriek. Een nuttige instelling ongetwijfeld,
maar een sieraad voor de stad is dit bedrijf
nooit geweest. Dat verhinderde de bouwtrant
van die tijd (en later), dat verhinderden boven
al de walm en het stof, die door de verwerking
van kolen werden teweeggebracht. Hoe het er
hier uitzag, toen de gasfabriek nog ,,in volle
glorie" verkeerde, toont de in 1937 gemaakte
foto, met de oude Hoeksterpoortsbrug een
merkwaardig pendant van de prent uit 1812.
Er is een bijzondere reden om dit stukje bijna-
binnenstad in beeld te brengen. Binnen afzien
bare tijd gaan de gebouwen van de gasfabriek
(ook het oude gebouw van het Provinciaal
Laboratorium voor de Volksgezondheid) tegen
de grond. Gas hoeven we niet meer te produ
ceren, omdat we het zo uit de bodem kunnen
halen. Het verdwijnen van deze ontsierende
bebouwing heeft praktisch nut, omdat hier
nieuwe ruimte voor het verkeer, in het bijzon
der parkeerruimte, kan worden geschapen. Daar
komt nog bij dat Noorderweg en Hoeksterpad
straks tot de binnenringweg gaan behoren
(een onderdeel van de binnenstadssanering),
zodat een totaal andere situatie, gekenmerkt
door een grote openheid, zal ontstaan.
Naar de stadspoorten en het bolwerk van wel
eer kunnen we niet terug. Maar wel bestaat
hier de mogelijkheid, dat het praktische nut en
het stadsbeeld beide een aanzienlijke verbete
ring zullen kunnen ondergaan. Over een aan
tal jaren zullen de prent uit 1812 en de foto
uit 1937 met een derde beeld kunnen worden
aangevuld. Hoe dat er precies zal uitzien is
nog niet te zeggen, maar de bezoeker, die uit
de richting Groningen de stad nadert zal er
ongetwijfeld zeer aangenaam door worden ge
troffen!
De romantiek van het verleden is vaak be
drieglijk, wanneer men uitsluitend op af
beeldingen afgaat. In 1812 waren wij inge
lijfd bij het Franse keizerrijk van Napoleon.
Het was ook het jaar van de veldtocht naar
Rusland, het begin van het einde voor de
Franse keizer.
Nu we toch over uitgaan en gezelligheid schrij
ven komt ook het optreden van de Royal-Hand-
Bell-Ringers goed van pas. Deze Engelse heren
bespeelden een soort carillon van 131 klokken;
zij hadden in het gehele land zeer veel succes.
In Den Haag waren de twee koninginnen ook
bij een hunner concerten aanwezig. Er werden
een middag voor kinderen en een avond voor
ouderen gegeven; wanneer de onderwijzer met
zijn klas kwam kostte de toegang per kind
slechts een dubbeltje. Een deel van de op
brengst ging naar een goed doel. Zij wisten
uit hun klokken zowel plechtige muziek als
vrolijke melodietjes te toveren; soms was het
't „statig gebimbam, gevolgd door lieflijk ge
klingel van melodieuze klokjes". Een van de
heren wist de vrolijkheid ten top te doen stij
gen door in „Canada'sch costuum" de
sledebellen uit dat land na te doen en op zeer
vermakelijke wijze op de klokken te slaan.
Ook werd bespeeld een Resonating Dulcipho-
num „het nieuwste en merkwaardigste voor
beeld van toegepaste acoustiek" is dit in
strument aan muziekliefhebbers-van-nu mis
schien bekend? De avond werd besloten met
het Wien Neerlands bloed en het Engelse volks
lied, dat „door het geheele auditorium staande
aangehoord" werd. De recensent stelde vast
dat het concert van 8 tot 10 uur duurde en dat
dit net lang genoeg was, want al werden veler
lei lieflijke tonen aan de klokjes onttrokken
zo dreigde het geheel toch eentonig te worden.
Misschien mogen we nog even kijken bij de
opvoering van Maalderinks „Cleopatra" in
versvorm van het Nederlands Tooneel. We
weten allemaal dat Cleopatra nu niet hét voor
beeld voor de ingetogen kuise vrouw is ge
weest; zij was dan ook „schitterend door
schoonheid, tevens afschuwelijk wegens haren
wellust". Mevrouw Brondgeest-Bouwmeester,
die deze rol moest vervullen „zou in eene
pantomime een voortreffelijke Cleopatra zijn
geweest; hare poses, hare gebaren, haar oogen-
spel, 't was alles even schoon". Maar zij kon
volgens de criticus geen verzen zeggen
en daardoor werd het een mislukte rol! In deze
kritiek wilde men liever niet te veel gedeelten
van het stuk aanhalen, daar jong (vooral jong)
en oud de courant onder ogen kreeg!
M. J. VAN HEEMSTRA
Van ouds Wigersin a
sinds 1855
Naauw8 Tel.27984 Leeuwarden