TREED BINNEN! NEEM WAT RUST! -£««
Begraafplaats
^nantani'HQlïisn1
6
OM*»#,
De oude begraafplaats aan de Spanjaardslaan een stille plek aan een
drukke verkeersweg. Stil ook door het geringe gebruik, dat ervan wordt
gemaakt. Begrafenissen zijn zeldzaam geworden en komen nog slechts voor
wanneer het bezitters van graven betreft. Ook begraafplaatsen kunnen
sterven en dat gebeurt hier. Maar het is een langdurig proces, want de
opheffing van zo'n inrichting is gebonden aan strenge regels, die het
„roeren" der graven slechts na een lange tijd toestaan. Voorlopig is de
sluiting bepaald voor het jaar 1969, maar het is niet ondenkbaar, dat de
raad dan alsnog deze termijn opnieuw met tien jaar zal verlengen.
Tot in het begin van de vorige eeuw werd in
en om de kerken begraven. De aanzienlijken
vonden een plaats in de kerk, het mindere
volk daarbuiten. In elk geval waren de laatste
rustplaatsen in de dicht bebouwde stad en dit
leidde tot ruimtegebrek en, vooral in de ker
ken, tot hoogst ongewenste hygiënische toe
standen, die zelfs tot de verbreiding van be
smettelijke ziekten aanleiding konden geven.
Al in de achttiende eeuw werd hiertegen ge
waarschuwd. Een zekere Adriaan Kluit (voor
zijn tijdgenoten een beroemd geschiedkundige)
sprak in 1776 te Middelburg over de bijgelo
vige oorsprong en schadelijke gevolgen van
,,'t begraven in kerken en steden", maar bij de
stedelijke overheden kreeg hij weinig gehoor.
Zeker in Leeuwarden, waarvan jhr Onno Zwier
van Haren in 1775 schreef, dat slechts de stad
Lima in Peru een met de Friese hoofdstad te
vergelijken achterlijkheid op dit punt bezat. Hij
maakte gewag van bezwijmd naar buiten ge
dragen kerkgangers en schreef de als „rot
koorts" aangeduide ziekte toe aan de kwalijke
gewoonte van het begraven in de kerken.
Inmiddels bleef men hier dus voortgaan met
deze wijze van begraven, waaraan de naam
„Oldehoofsterkerkhof" nog altijd herinnert.
Eerst koning Willem I zou, in het begin van
de vorige eeuw, daarin verandering bewerk
stelligen. „Het was voor de wijsheid van
koning Willem I bewaard, deze verkeerde ge
woonte te bestrijden; en de volksramp, welke
Friesland in 1826 door de heerschende ziekte
en buitengemeene sterfte trof, werd oorzaak
en gaf aanleiding tot eene heilzame verbete
ring ten behoeve van dit en volgende geslach
ten", zo vertelt Eekhoff in zijn „Geschiedkun
dige beschrijving van Leeuwarden".
De 13e november 1826 werden de gemeente
besturen door de gouverneur, op last van de
koning, aangeschreven „om zoo spoedig im
mer mogelijk, plaatsen buiten de kerken aan
te wijzen, geschikt om de lijken ter aarde te
bestellen, en om te zorgen, dat niet meer in de
kerken begraven worde".
De raad besloot op 31 augustus 1829 een nieu
we stedelijke begraafplaats aan te leggen aan
de „Spanjaardsweg", op hooggelegen terpgrond
en van de stad uit gemakkelijk bereikbaar.
Met de beplanting werd L. P. Roodbaard be
last, wiens werk niet ten onrechte tot deze
dichterlijke ontboezeming aanleiding gaf:
„Treed binnen! Neem wat rust!
Schep, Sterveling! goeden moed
Eer gij hier met uwe asch
den laatsten tol voldoet.
Hier wordt U, vóór gij sterlt,
een lusthoi aangeboden
Waarin U 't leven lacht
in 't stil verblijf der dooden-,
Daar U viooltje en roos,
en boom en heester leert,
Dat uit den schijnbren Dood
het Leven wederkeert."
Over de ingebruikneming van de begraafplaats
schrijft Eekhoff:
De begraafplaats aan de Spanjaardslaan ver
toont een veel grotere verscheidenheid in graf
tekens (mooi en lelijk en vooral het laatste
dan een moderne dodenakker. Daar komen dan
nog de hekjes bij, die het geheel een tamelijk
chaotisch beeld geven.
Het gietijzeren grafmonument van Aurelia Anna
Maria Vegelin van Claerbergen, geb. Vegelin
van Claerbergen, overleden op Huize Mariën-
burg in 1843, zal waarschijnlijk op dit moment
zijn verdwenen. Besloten is namelijk het hoogst
curieuze en zeldzame gedenkteken wegens
bouwvalligheid weg te ruimen.
Het monument op het graf van de socialistische
pionier Lourens Zandstra (1848-1923) op de be
graafplaats aan de Spanjaardslaan.