Oud
Nutsgebouw
was
stadhuis
„OCH HEDEN JA!"
L.!»^P?IE§
Op het Herenwaltje:
Toerfietsen, Sportfietsen,
Kinderfietsen
7
Als oud-Leeuwarder (geboortedatum 6-6-1892)
lees ik met veel interesse uw blad. In het num
mer van september 1965 trol ik aan de be
schrijving van het huidige stadhuis, waaraan
ik vele jeugdherinneringen heb. Wanneer een
trouwkoetsje in zicht kwam (auto's waren er
toen nog niet), dan renden we om op de stoe
pen van het stadhuis het bruidje te bewonde
ren (aan de bruigom werd weinig aandacht ge
schonken). Ook was het bordes een prettige
speelgelegenheid.
Ik werd namelijk in de nabijheid van het stad
huis geboren en wel op het Herenwaltje L4, in
welk gebouw toentertijd de Mij tot Nut van 't
Algemeen was gevestigd. Voor zover ik me
kan herinneren werd me altijd verteld (tot op
de school van de heer Boersma in de School
straat), dat het Nutsgebouw vroeger als stad
huis had dienst gedaan en dat gedurende de
80-jarige oorlog door de vijand een kogel in
de muur was geschoten. De kogel was toen
nog zichtbaar in de rechter zijgevel, aan de
kant van de Nieuwestad dus. Er werd altijd
gezegd: „Ga maar kijken in het huis waar
Sepkje Tuinstra woont." De kogel en een foto
van het gebouw moeten zich bevinden in het
Fries Museum.
Het zou mij veel genoegen doen wanneer u
een en ander eens zou kunnen nagaan en mij
uw bevindingen melden. Het Nutsgebouw werd
na 1901 (de juiste datum herinner ik me niet
meerdoor de firma Joosten gekocht. Hij liet
het afbreken en op de vrijgekomen grond werd
toen een verlengstuk van zijn winkelpand ge
bouwd. Thans is hier de firma P. S. Bakker ge
vestigd.
Me/. S. TUINSTRA,
Haagweg 401, Loosduinen
Archiefambtenaar W. Dolk verklaarde na het
lezen van deze brief bewondering te hebben
voor de kennis van historische zaken, die mej.
Tuinstra daarin aan de dag legt. Haar verhaal
over het oude Waltahuis kan als volgt worden
aangevuld:
Een gebouw, omschreven als een „blau leyen
huys ende andere huysinge" met toren aan
voorplein heeft vroeger gestaan aan de stille
kant van de Nieuwestad, op de hoek van het
Herenwaltje, tegenover de Waag. Het was ech
ter niet precies het hoekpand, want het plein
tje ervoor grensde aan de Nieuwestad. Op deze
plaats is nu de winkel van P. S. Bakker.
Het Waltahuis heeft oorspronkelijk toebehoord
aan een familie Walta. Tot het eind van de
zestiende eeuw was het stadhuis aan de oost
kant van de Grote Hoogstraat (nu staat op
deze plaats de slagerij van de firma J. S. de
Vries op nummer 20, vlak bij het Pannekoek
huisje). Wegens bouwvalligheid werd dit ge
bouw in 1595 verlaten en toen nam het stads
bestuur zijn intrek in het Waltahuis, dat als
wijnhuis of logement in gebruik was geweest.
Op 28 mei 1594 had de raad het gekocht van
Anne Isbrantszoon voor de som van 5.945
goudgulden.
Lang bleef de stadsregering hier niet. Op
18 augustus 1617 kocht de raad de Auckama-
stins, op de plaats van het tegenwoordige stad
huis, die op 1 mei 1618 als zetel van de stede
lijke overheid in gebruik werd genomen.
Claes Simonszoon Hoeck werd koper van het
oude Waltahuis, onder het beding, dat de gevel
aan de kant van het Herenwaltje moest wor
den afgebroken en meer naar achteren door
een nieuwe vervangen, opdat een looppad
langs het Herenwaltje kon ontstaan. Dat ge
beurde nog in 1618. Tegelijk werd bepaald, dat
op het pleintje drie panden mochten worden
gebouwd.
In 1825 kocht het Departement Leeuwarden
van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen
het Waltahuis. Het bleef Nutsgebouw tot 1903,
toen het verkocht werd aan de firma Joosten,
die op de hoek een manufacturenzaak had.
Het oude gebouw werd afgebroken en op de
vrijgekomen grond kwam een uitbreiding van
deze zaak tot stand.
Het verhaal van de kogel is moeilijk te veri
fiëren. Natuurlijk nemen we aan, dat zo'n pro
jectiel in de gevel heeft gezeten. Dat kan mej.
Tuinstra beter weten dan wie ook. Maar het
lijkt wel zeer twijfelachtig, dat we hier te ma
ken hebben gehad met een „voltreffer" uit de
tachtigjarige oorlog. Gevechtshandelingen van
enige omvang of een belegering zijn hier niet
voorgekomen. Bovendien is het onwaarschijn
lijk, dat een afgevuurde kogel in een muur
bleef steken. Hij zou dan precies de kracht
moeten hebben gehad erin door te dringen,
zonder het metselwerk te vernielen. Wel komt
of kwam men in veel plaatsen ingemetselde
kogels tegen, waaromheen een soortgelijk ver
haal werd geweven. Zelfs heeft men gevelste
nen met halve kogels gemaakt, zo vertelde ons
de heer C. Boschma, directeur van het Fries
Museum, die verder mededeelde, dat in de
kogelcollectie niet een exemplaar aanwezig is
waarvan als plaats van herkomst het Walta
huis is geregistreerd. Maar hij kan er natuur
lijk heel goed bij zijn.
De Leeuwarder journalist H. W. Keikes (chef
van de stadsredaktie van de Leeuwarder Cou
rant") is de auteur van het boekje „Och heden
ja", dat met een door hemzelf getekende om
slag bij de Leeuwarder Courant is verschenen.
Het werd meteen een lokale bestseller, waar
van in enkele weken zo'n 5000 exemplaren de
deur uitgingen. („En toch komt er maar één
onvertogen woord in voor. Dat is Naddus
Poepke", aldus de auteur, daarmee doelend op
de lijst van vroegere bij- en scheldnamen, die
te vinden is op de pagina's 19 en 20).
Het boekje is een selectie uit een reeks artike
len, die onder dezelfde naam in de jaren 1960,
1961 en 1962 in de Leeuwarder Courant zijn
verschenen. De heer Keikes vertelde daarin
wat hij uit de mond van bejaarde Leeuwarders
had opgetekend over hun leven en hun beleve
nissen. De geïnterviewden waren niet de voor
aanstaanden, maar de gewone mensen, die bij
de weg (en vaak bij de dag) leefden in een
stad, die nog de knusse beslotenheid van buur
ten en van „elk kent ieder" bezat. Uit het to
taal van de aldus verworven gegevens (vaak
sterk anekdotisch) heeft de auteur zijn eigen
verhalen gebouwd, niet geheel zonder het nos
talgische verlangen naar „de goede oude tijd",
maar met een zo sobere, vriendelijk registre
rende verteltrant, dat de goedheid dezer tijd
niet wordt overtrokken.
Zo komt deze tijd van de eeuwwisseling en de
eerste tientallen jaren daarna te voorschijn als
een periode, waarin de lokale gemeenschap
nog realiteit was. Bij de intimiteit van de stad
kwam een vaak uit nood geboren saamhorig
heid. Er zijn geen opvolgers meer van Akke de
Kruk, Jan Dümke, de Muggeknokker, Bertus
Ooiefaar, Skele Jossie en al die anderen, wier
bekendheid met zonderlinge bijnamen werd be
zegeld. De stad is gegroeid en bijgevolg is de
onderlinge binding kleiner geworden. Een so
ciaal saneringsproces heeft ervoor gezorgd, dat
de typen zijn verdwenen. Dat is allemaal winst,
maar juist deze grote veranderingen verklaren
de belangstelling voor dit nog altijd zeer re
cente verleden.
Een boekje over gewone mensen en over (toen)
gewone dingen. Mensen en dingen, die geen
jaartallen en officiële gebeurtenissen hebben
meegedragen. Aan de officiële gemeentelijke
geschiedschrijving draagt het boekje van Kei
kes maar weinig bij. Het vermeldt slechts bij
uitzondering gedateerde feitelijkheden. Het is
desondanks zeer waardevol, omdat het 't ware
leven geeft, met de ondersteuning van tal van
interessante en zeldzame foto's. Men zou het
naast een officiële geschiedschrijving willen
zetten, de geschiedenis van de stad in het be
gin van deze eeuw, in dit geval. Zo'n werk is
er niet. Eekhoff heeft de historie van de stad tot
1845 beschreven, mej. Visscher heeft het ver
volg tot 1905 op haar naam staan. Toen is de
grote ontwikkeling van Leeuwarden begonnen,
maar niemand heeft nog het initiatief genomen
om de reeks voort te zetten.
Met het goede voorbeeld van „Och heden ja"
voor ogen geloven wij, dat ook een dergelijk
werk een bestseller zou kunnen worden.
K.
niet duur, maar duurzaam,
dat is GAZELLE
N V.
VOORSTREEK 65-67 - Tel 24596
Gazelle-,
Solex-,
Rap-,
Typhoon- en
Honda-
bromfietsen