m M
i
k niet
Waarom gaat u oo
naar het
F ries Museum
eens
Het is daar niet zo duf als u misschien denkt
Het Fries Museum, zoals het zich voordoet
aan de Koningsstraat.
In de vorige eeuw is er in Nederland een paneel geschilderd, waarop je zo
ongeveer kunt zien, wat een museum toentertijd was. Je ziet een hele verzame
ling beelden, die weliswaar keurig zijn opgesteld, maar tegelijkertijd een sfeer
van mufheid en verveling oproepen. Er zijn in de museumzaal twee suppoosten.
De ene is op een stoel neergezakt en zit omstandig zijn krantje te lezen. De
andere drentelt wat rond met een plumeau onder de arm, want er zal in deze
gewijde wereld wel eens een stofje worden geconstateerd. Wonder boven wonder
is er bezoek. Er is een jong echtpaar binnengelaten en het is menens met hun
belangstelling: de man heeft tenminste een reisgids bij zich, waarin stellig de
belangrijkheid van dit museum uit de doeken zal worden gedaan.
August Allebé maakte het schilderij in 1870. Een eeuw later vinden we dat
uitvoerige paneel misschien nog wel leuk. Maar van de museumzaal op het
schilderij moeten we niets meer hebben. Want het is er allemaal dan wel keurig
en ordelijk, maar het is er ook onecht. Al die beroemde Griekse beelden zijn
niet van marmer, maar van gips. Het is namaak. Je gelooft er niet aan, zoals
de suppoosten er niet aan geloven, want die houden het bij hun plumeau en
hun krantje. Levend zijn alleen die twee bezoekers. Maar die komen dan ook
maar even kijken. Straks zijn ze weg en dan dommelt het museum weer in.
Het is er, letterlijk, een dooie boel.
Nu is het een koud kunstje om kwaad te vertellen van een dergelijk museum,
zoals het er een eeuw geleden dikwijls was. Maar helemaal eerlijk is dat niet.
Want in die eeuw zijn onze musea begonnen en dank zij dat begin kunnen
we nu in heel veel musea bogen op kostelijke verzamelingen, die nog steeds
worden uitgebreid en die nu ook heel anders worden opgesteld dan toen nog
het geval was. Toen had een museum meestal iets van een gewijde ruimte en
eigenlijk moest je ook een beetje ingewijde zijn, wilde je er worden toegelaten.
En daarvan is geen sprake meer. De deuren van onze musea zijn telkens wat
wijder opengegaan en iedereen is er welkom. Er wordt tegenwoordig niet voor
niets gepraat over openbaar kunstbezit: wat we in onze musea hebben, is
voor iedereen.
12
Nu is het jammer, dat nogal veel mensen den
ken, dat in het museum alles bij het oude
gebleven is. Ze vermoeden nog altijd dezelfde
muffe sfeer van pluche en plumeaus. Voor
hen is een museum een instelling, die je zou
kunnen bezoeken in een andere stad en op
een regenachtige dag, als er van andere va-
cantiegenoegens toch niet veel terecht komt,
Maar om naar een museum te gaan in de
eigen stad en bijvoorbeeld op een vrije zater
dagmorgen zomaar, heel gewoon: zonder
dat het regent en zonder speciale aanleiding
nee, dat lukt blijkbaar niet zo best. Een
museum in de eigen stad lijkt in elk geval
veel minder aardig dan een museum elders.
Er zijn trouwens ook vele lieden, die met
noeste ijver de Martinitoren beklimmen, maar
het aan de Groningers overlaten om de Olde-
hove te bestijgen. Eenzelfde gedachte heeft
ook menigeen ten aanzien van het museum:
in een andere stad zal het wel interessanter
zijn (want thuis blijf je, als het regent op een
vrije dag, fijn binnen).
Nu kan met de stukken worden bewezen, dat
de stelling, volgens welke het verre museum
beter is dan het museum in eigen woonplaats
helemaal niet opgaat. Leeuwarden, op papier
niet de belangrijkste provinciale hoofdstad,
heelt (toevallig?) wel het beste provinciale
museum van ons land. Natuurlijk staat het
Fries Museum helemaal niet om toevallige
redenen zo hoog op de ranglijst. Friesland
heeft altijd een eigen karakter gehad en toen
dat in de vorige eeuw werd herkend, heeft
men en dat zijn dan het bestuur en de
leden van het Fries Genootschap er zoveel
mogelijk moeite voor gedaan om dat karakter
vast te leggen in een museum, waarin je de
ontwikkelingsgang van Friesland, van de
Friezen en van hun beschaving, op de voet
zou kunnen volgen. En omdat de Friezen een
uitgesproken gevoel hadden (en nog hebben)