LEGER DES HEILS 75 JAAR
N.V,
DE LAATSTE
EER"
Geestelijke nood is nu groter
dan de materiële
GROTE KERKSTRAAT 7
TELEFOON
Roel Kavelaar" staat op de deur. Het doet amicaal aan: de naam
voluit op de voordeur. Het is als het ware een uitnodiging om reeds
bij voorbaat een overdreven vormelijkheid op zij te schuiven. Op het
bellen holt iemand naar beneden en de deur wordt opengetrokken door
een knaap van amper tien jaar. „Vader is thuis", zegt de jongen en
hij loodst de bezoeker de trap op naar een donker voorportaaltje. De
kennismaking is vriendelijk en terwijl hij zijn jongen geld geeft voor
een boodschap en hem op het hart drukt niet te snoepen van het wis
selgeld, wijst hij een houten stoel aan. Het is een rommelig kantoortje
met een veel te groot bureau, alhoewel het te klein is om alle pape
rassen te bergen. Ook de kasten puilen uit en de grond is bezaaid met
dozen en enveloppen.
Roel Kavelaar bevelvoerend
officier van het Leger des Heils
korps Leeuwarden draagt het
uniform: grijs met een kleurige
„S" op de kraag. Hij verontschul
digt zich over de rommel in het
kamertje. „Het jubileum is de
oorzaak van alles. Het 75-jarig be
staan van ons korps brengt veel
rompslomp met zich mee." Op de
grond staan dozen vol met uitno
digingskaarten. De aanloop voor
het gesprek over het 75-jarig jubi
leum is er. In het gesprek volgen
de feiten elkaar snel achtereen op.
Vergoelijkend zegt majoor Kave
laar: „Ik zit meer in het heden
dan in het verleden".
In januari 1890 kwamen drie pio
niers naar de Friese hoofdstad:
adjudant Hos, kapitein Feenstra en
luitenant Keiler. Dat was drie jaar
nadat het Leger des Heils zich in
Nederland (Amsterdam in de Ge
rard Doustraat) had gevestigd. Op
25 januari in dat jaar werd een
zaaltje gehuurd in de Heerestraat.
Het gehuurde zaaltje werd al
spoedig verwisseld voor een eigen
lokaliteit op de Tuinen. Op 10
januari 1920 opende commandant
Howard het verbouwde pand. Tij
dens de verbouwing kerkten de
Leger des Heils-soldaten in een
oude tjalk, die al spoedig de naam
„Het Evangelieschip" had. Het
schip lag aan de Oosterkade.
Majoor Kavelaar bladert in het
werkboek van het korps en leest
af en toe belangrijke gebeurtenis
sen voor. Zondag 6 april 1919
was de laatste dienst in het schip.
Tot 1936 bleef het gebouw op de
Tuinen onaangeroerd. Het leger-
front breidde zich echter steeds
verder uit en in juni 1936 meldt
het dagboek: Laatste zondag in de
oude zaal. Het was een wonder
bare, nooit te vergeten dienst in
het gebouwtje waarin velen hun
pniël hadden gevonden. Een wee
moedig afscheid dus, maar een
half jaar later, op 7 december
1936, kwam commandant Bouwe
Vlas die ook B.O. (bevelheb-
bend officier) in Leeuwarden was
geweest naar de Friese hoofd
stad om de geheel nieuwe leger-
zaal aan de Tuinen in gebruik te
stellen. Burgemeester jhr. J. M.
Beyma opende het gebouw. Thans
telt het Leger des Heils in Leeu
warden 325 heilssoldaten.
Dit zijn zo de geschiedkundige
feiten rondom het jubileum. Voor
een meer dan oppervlakkige ken
nismaking mag echter wel iets
meer worden verteld van dit Le
ger Gods.
Onze kennis over de heilssoldaten
blijft meestal steken bij het ge
zegde „ze doen zoveel goeds". We
ontmoeten ze op straat, horen ze
spelen en zingen en kopen een
„Strijdkreet". Iedereen weet ook
dat het bij het Leger des Heils om
het zieleheil van de mensen gaat.
William Booth en Catharina Mum-
ford legden in Londen in 1865 de
kiem van The Salvation Army
(vandaar de S op de kragen van
de Heilssoldaten). Het doorbrak
de starheid van de gevestigde ker
ken, die zich practisch alleen be
moeiden met hun eigen kerkgan
gers. Het leger maakte de symbo
liek van haar naam tot waarheid.
De „soldaten" trokken er op uit,
zoals ook nu nog altijd gebeurt.
Als „een stoottroep van Christus"
strijdt het leger tegen nood en
zonde. De „nood" is tientallen
jaren de materiële nood geweest.
Nu ligt de klemtoon daar niet
meer op, althans in Leeuwarden.
Wij kennen de algemene bijstands
wet en niemand hoeft meer in
armoede door het leven te gaan.
„De nood van nu is de geestelijke
armoede", zegt majoor Kavelaar
„en deze nood is ontstellend groot.
Zo groot, dat ik ze met mijn korps
in Leeuwarden niet aan kan."
Toch zien we de soldaten elke
zondag weer in het stadsbeeld,
spelend en zingend Gods Woord
verkondigen. We zien ze deur na
deur aflopen om de Strijdkreet te
verkopen. Zij zijn er zich van be
wust dat zij zijn „gered om te
redden".
Heilssoldaten doen dit werk in
hun vrije tijd. Officieren zijn de
ambtsdragers (de voorgangers) bij
de godsdienstoefeningen. Leeu
warden heeft maar twee „vrijge
stelden". „Mijn vrouw doet het
werk ook met bijzonder veel ple
zier", zegt de majoor. „Is uw
vrouw dan ook een officier?" Het
blijkt een domme vraag te zijn,
want Leger des Heils-officieren
kunnen slechts huwen met vrou
wen die ook de rang van officier
hebben. Er komen nog meer bij
zonderheden naar voren: heilssol
daten drinken niet en heilsmuzi-
kanten en -officieren roken niet.
„Wie mag nu het uniform dra
gen?" „Recruten", die de geloofs
belijdenis hebben gedaan en inge
zegend zijn onder de natjonale
vlag. De geloofsbelijdenis is te
vergelijken met het katholieke
„Credo" en de Nederlandse Her
vormde geloofsbelijdenis. Diep
theologische geschilpunten zijn er
niet. Het Leger kent echter geen
sacramenten zoals de Ned. Her
vormde en Katholieke leer.
Zondaarsbank.
In de eerste Orders en Reglemen
ten voor veldofficieren (1886)
stond geschreven: „Banken zonder
leuning moeten gereed staan dicht
bij het platform om te dienen voor
zondaarsbank". Het is een belang
rijk liturgisch onderdeel in een
legerzaal. Tijdens de diensten kan
de berouwvolle mens neerknielen
aan deze bank en een ontmoeting
hebben met God.
De naam is, evenals vele andere
termen in het Leger, ontleend aan
het vocabulaire van de militairen.
Het is een plaatselijke „gevechts
eenheid" om een aanval te doen
op de zondaren, op straat, in de
kroegen en in de huizen. Er zit
meer dynamiek in dan in het sta
tische woord „gemeente". Natuur
lijk is het korps ook een groep
gelovigen, maar het is in de eer
ste plaats een post ter verbreiding
van het Evangelie. De bevelvoe
rend officier is verantwoordelijk
voor het werk van het korps. Hij
is niet alleen de aanvoerder in de
strijd, maar ook de geestelijk
leidsman van zijn soldaten. De
B.O. is de religieuze voorganger.
Majoor Kavelaar heeft daarom
ook zitting in het convent van
geestelijken in Leeuwarden.
De oecumene ligt majoor Kave
laar na aan het hart.. „Waarom
Het muziekkorps in het begin der
twintiger jaren.
zouden we elkaar bestrijden? Voor
Gods aanschijn wordt ons niet ge
vraagd of we Nederlands Her
vormd, Katholiek of Heilssoldaat
zijn. Dan telt alleen nog maar de
innerlijke gesteldheid en valt elk
verschil weg".
Inmiddels is er nog meer mate
riaal bijgekomen op het bureau.
Jubileumboeken van het Leger
zijn er bijgehaald om de bezoeker
een indruk te geven van het werk.
Majoor Kavelaar heeft een uur
lang verteld over zijn roeping en
zijn dagelijks werk. Er zou da
gen over te praten zijn, maar het
werk gaat door. De bel van het
„kwartier" (de woning van de ma
joor) gaat over. Op de stoep staat
een man die vraagt om een jas en
een broek
MARINUS DE BOER.
Het oude gebouw van het Leger
des Heils op de Tuinen omstreeks
1930.
EEN WAARDIGE VERZORGING
VAN
BEGRAFENISSEN EN CREMATIES