HET LEEUWARDEN VAN DE TOEKOMST 5 middelen over het gehele land. Maar zodra deze decentralisatie aan onszelf is toegekomen, gaan wij het pleit voeren voor een provinciale centralisatie, daarmee wel zeer sterk de schijn wekkend voor eigen parochie te preken. Nu moet hierbij worden opgemerkt, dat Leeu warden in de praktijk veel minder het alleen recht van een verdergaande economische ont wikkeling opeist dan het hierboven gegeven schema aangeeft. In Friesland bestaan van ouds verschillende secundaire centra, die zeker ook in de laatste jaren hun groeikracht hebben bewezen, procentueel soms meer dan Leeuwar den. Een wedijver tussen deze plaatsen en Leeuwarden kan het Friese geheel slechts scha den en levert meer gevaren op dan sportieve genoegens. Maar wel moeten we de rangorde in acht blijven nemen en die rangorde schrijft dwingend voor, dat Leeuwarden de eerste is en blijft. Andere mogen en moeten, om der wille van het geheel, volgen. Dat zijn primair Drach ten, Heerenveen en Sneek. In hoeverre de rest in de toekomst zal meespelen mag nu nog een open vraag worden genoemd. Een pijnlijke vraag wellicht, maar we kunnen Friesland niet verkopen zonder deugdelijke verkoopargumen ten. De belangrijkste daarvan is een zo grote mate van verstedelijking, dat het algehele peil der voorzieningen acceptabel is. En dat is dan precies het antwoord op de vraag, waarom na de decentralisatie toch weer centralisatie moet volgen. Er is nog een bedenking tegen de decentrali- satie-centralisatie-theorie en dat is de positie van de stad Groningen, nu en in de toekomst. Het is thans reeds volkomen duidelijk, dat de „metropool van het noorden" (wat dit ook mag betekenen of niet betekenen) zich steeds verder opdringt als het centrum van een verdergaande noordelijke ontwikkeling. Reeds lang presen teert Groningen zich als de hoofdstad van Noord-Nederland, inclusief Friesland. Het heeft geen zin deze Groninger ambities te miskennen en zelfs niet ze ongewenst- te achten. Zoals Sneek de overmacht van Leeuwarden moet aan vaarden, zo heeft Leeuwarden dit met Gronin gen te doen. Een krachtige ontwikkeling van onze oostelijke nabuurstad kan inderdaad van groot belang voor Noord-Nederland zijn. Maar er is wel een groot verschil tussen de verhouding tussen Leeuwarden en de andere Friese steden en tussen Groningen en Leeu warden. Is binnen Friesland sprake van een historisch gegroeide rangorde, tussen Gronin gen en Leeuwarden is daarvan geen sprake. Leeuwarden is niet kleiner dan Groningen, omdat Groningen een deel van de taak van Leeuwarden vervult. Leeuwarden is kleiner dan Groningen, omdat de verhoudingen in Friesland anders zijn dan die in de provincie Groningen. Dit is ons wel duidelijk en de Groningers waarschijnlijk ook wel, al lopen ze niet met deze overtuiging te koop. Dat is de reden, waarom wij ervoor moeten waken niet op het tweede plan te geraken, na Groningen. Ge beurt dit, dan zijn we aangewezen op de kruimpjes van de Groninger dis. Misschien kan de Bestuurscommissie Noorden des Lands dit gevaar bezweren en in het andere geval zullen we het zelf moeten doen. Het is te ho pen, dat Leeuwarden daarbij in Friesland niet alleen komt te staan tegenover de concentratie van krachten elders. Want dan zou het nog wel eens heel lang kunnen duren voor we de honderdduizendste inwoner kunnen begroeten. Het zou dan zelfs de vraag zijn of hij ooit kan worden begroet. 3 km Twee fasen van de groei van Leeuwarden, reikend over de thans in uit voering zijnde of geprojecteerde uitbreidingsplannen heen, zijn hier schetsmatig in kaart gebracht. De kaartjes zijn ontleend aan het boek „Leeuwarden 1945-1965" en zijn daarin in kleurendruk uitgevoerd. Met de donkere tint zijn de bestaande en de toekomstige woongebieden aangegeven. U herkent gemakkelijk de vorm van de tegenwoordige stad, waaraan aan de noordkant 't Ielan en in het zuidoosten t Aldlan reeds zijn toegevoegd, geheel overeenkomstig de bedoelingen. De lichte plekken in dit stadsbeeld hebben in het origineel twee kleuren: groen (recreatie) en geel (bijzondere bebouwing, zoals kantoren, ziekenhuizen enz). Door de toegepaste „vertaling" in een zwart-wit beeld zijn de ver schillen tussen deze beide tinten vervaagd. De lichtste tint duidt op de industrieterreinen, die vooral in het zuidwesten duidelijk te herkennen zijn. De vliegbasis is, noordwestelijk van de stad, met een arcering aan gegeven. De eerste fase (inwonertal 130.000) laat zien, dat ten oosten van de tegenwoordige stad, tussen de Groningerstraatweg en de spoorlijn naar Groningen, een nieuwe woonwijk (donkere kleur) is geprojecteerd. Ten zuiden daarvan (lichte tint) is een nieuw industrieterrein gedacht, dat aan de zuidkant ongeveer tot de Froskepölle zal reiken. Aan de west kant is tussen Harlingerstraatweg en Schapedijkje, de toekomstige woonwijk Westeinde aangegeven. Ten noorden daarvan en noordelijk langs Lekkum loopt de geprojecteerde weg Afsluitdijk-Groningen. Het tweede kaartje toont een aanzienlijk uitgebreider groei en wel tot een stad met 180.000 inwoners, meer dan het dubbele dus van nu. Tussen de nieuwe weg Afsluitdijk-Groningen en de bestaande Groninger straatweg is een woonwijk gedacht en twee uitbreidingen van het woongebied tekenen zich aan de zuidkant af. Opvallend is op beide kaartjes, dat voor de toekomst zal worden ge broken met de aaneengesloten stedelijke bebouwing, zoals we deze nu nog kennen. Het nieuwe wordt van het oude gescheiden door brede groenstroken, die een recreatieve functie krijgen. In het oosten komt de stad te grenzen aan de „groene ster" van Grote en Kleine Wielen, het grote recreatiegebied, met de aanleg waarvan reeds vorderingen worden gemaakt. Een tijdsorde voor de uitvoering van deze plannen kan uiteraard moei lijk worden gegeven. Laten we, met enig voorbehoud, de rechtse af beelding „Leeuwarden in het jaar 2000" mogen noemen, met enige speculatie om een keer ten goede in de verdere stadsontwikkeling, die, althans op grond van de bevolkingsgroei nu nog niet zo riant is

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1966 | | pagina 5