Fa.Adema's Bouwbedrijf 3 /A BUNGALOWBOUW VERBOUW Huizumerlaan 97 - Leeuwarden - Telefoon 26938 ONDERHOUDSWERK tekende, dat de gastvrouw in gezegende omstan digheden verkeerde. Ze mochten later terugkomen om uit hetzelfde voorwerp te drinkeh en een heildronk uit te brengen op de nieuwe wereld- burger(es). Curiositeiten Aan het drinkgerei legde men dus wel kapitaal ten grondslag. Ook dat valt te zien in het Fries Museum. In de zestiende eeuw toont men daarbij een grote belangstelling voor curiositeiten. Zo staat er een beker, die in een zilveren montuur een cocosnoot vat, in welk zeer hard materiaal in drie episoden het verhaal van de verloren zoon is uitgesneden. Even verderop vindt men een nautilus-beker, waarvan de curieuze schelp een product van het verre oosten en daarom zo geliefd in een tijd, die op lange ontdekkings reizen ging opnieuw in een zilveren houder is gestoken. Het zijn boeiende zaken, deze beide bekers. Maar niet iedereen is er gelukkig mee ge weest. Roeiper Visscher zuchtte zo omstreeks 1600, dat het toch eigenlijk „misselijck" is, dat treffelijcke lieden zoveel geld uitgeven aan der gelijke zeldzaamheden. Ze doen dat eigenlijk al leen maar, meent Roemer Visscher, omdat er keizers en koningen zijn, die zulke gedrochten in de mode hebben gebracht. Van andere kant moet dezelfde Roemer Visscher getuigen, dat we in ons land toch vrij matig blij ven. Bij een afbeelding van een lampetkan, een flapkan en een roemer schreef hij, dat er bij ons gedronken mag worden, zo men wil. Men hoeft niet per se „na der Duytsen aert" de beker ach ter elkaar uit te drinken. Men mag de wijn zelfs met water temperen. Dat lengen van de wijn vroeg om de grote lampetkan, die bij ons dus meer voor water dan voor wijn heeft gediend. Dat wa ter kon ook gebruikt worden bij het schoonmaken van de handen, die van het kluiven al te vet waren geworden. Als de tafelmanieren beter wor den en de vork algemeen in gebruik komt, ver dwijnt de lampetkan (en dan is er meteen een fraai stuk tafelgerei minder). Het kan trouwens ook zijn, dat de lampetkannen het hebben afge legd tegen de opgehangen fonteintjes van aarde werk of koper. Van een dergelijke voorloper van onze vaste wastafel is er in het Fries Museum ook een exemplaar. Wie aan de hand van de laatste vitrines in de eerste zilverkamer wil constateren, dat er aan het drinken een spoedig einde is gekomen, ver gist zich. In de zeventiende eeuw zijn de bekers door twee oorzaken op de achtergrond geraakt. Het schijnt, dat men het rondreiken van en het drinken uit één beker tenslotte toch minder hy giënisch vond, zodat men uitkeek naar eenper soons drinkgerei (en deze vond, toen de opko mende glasindustrie bokalen leverde). Het zat echter niet alleen in de beker, maar ook in de drank: tijdens de tweede helft van deze eeuw komen er nieuwe producten van overzee: koffie, thee en chocolade. En die zouden de wereld al spoedig betoveren. Nieuwe dranken Het zijn in eerste instantie de lieden, die goed waren voor de aankoop van zilver, die de koffie en thee gaan gebruiken. Want de producten wa ren duur. Er zijn uit de achttiende eeuw manne lijke klachten bekend over de theesaletten, de uitgebreide damesvisites, waar een heel thee ritueel werd opgevoerd. Maar ook de dames hadden hun verwijten, want de koffie werd door de heren der schepping vooral genoten in de koffijhuizen, waar niet alleen gedronken werd, maar ook politiek werd bedreven en tevens an derszins geld uitgegeven kon worden. Chocolade werd er veel gedronken na oneindig roeren, want cacaopoeder kende men pas in de negen tiende eeuw. Het is boeiend om in het spiegelende zilver van de museumcollectie ook de drinkgewoonten van de bewoners der rijke huizen weerspiegeld te zien. Dure dranken vroegen om dure voorwerpen. Dure smaakmiddelen trouwens ook. Dat eens het zout en later de suiker vrij kostbaar waren, con stateer je aan de omvang van de zoutvaten en suikerstrooiers. Daarmee zit je meteen in een stuk cultuurhistorie. Maar de zilversmeden, die op bestelling vervaardigden, bedreven kunsthisto rie, al waren ze dat zich vermoedelijk lang niet altijd bewust. Over hen een volgende keer. H. KINGMANS molen- rbij niet en een molen arsecht- wilden (zilve- dat je Links: In het begin van de achttiende eeuw was de thee nog wel zo kostbaar, dat men het lieist een kleine trekpot gebruikte en dan bijschonk uit een grote ketel, die op een komioor werd warm gehouden. De Leeuwarder zilversmid Johannes van der Lely is in deze periode een der Friese grootmeesters. Van hem is ook deze theepot uit 1731. Rechts: Een interessant detail van de trekpot uit 1731. De eerste vitrine van de zilverkamers in het Fries Museum, met allerlei drink gerei: beneden twee drink hoorns (de linkse van 1397, de rechtse van 1571) en boven, in het midden, een molen beker. nstenaar- ok, bijna ij feeste- vooraan- it achter ilijk ver- et alleen cultuur- en laten n aantal :ven kij- i minder en werd. lespeeld lelijk al hoorde n. Voor ezamen- nt heeft ad vaak el regels, a. Want neer op Wat be- •vel van En dat eerst moest blazen en daarna mocht drinken, zo lang de wieken draaiden. Het was dus het best, hard te blazen, als je dorstig was. Dan kreeg je des te meer. Tenzij de spelregels anders waren. Want er zijn ook molenbekers met een wijzertje, dat aangeeft, hoeveel bekers men tot straf moest drinken, omdat de wieken al stopten voor de drinker de beker had geleegd. Met dergelijke spelletjes kon een vrolijk gezelschap geruime tijd zoet zijn. De afloop laat zich dan wel raden. Meer voor de dames was er het Hansje in de kelder. Daarbij ging het beslist niet om de hoe veelheid likeur, maar om het publiceren of het vieren van een heuglijk feit. Het stuk zilver werk draagt zijn naam, omdat er bij het verfijnde spel een poppetje betrokken is, dat tijdens het rondgaan van de schaal en het nippen van de likeur langzaam maar zeker uit het blikveld ver dwijnt in de voet van het voorwerp. Alle ingewij den wisten, dat het rondgaan van het Hansje be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1966 | | pagina 13